Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans
Spokaans—Nederlands A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
Nederlands—Spokaans
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
B:: {afk} (= [P|]); »blofa.
:: {afk} ([P|] = B); »blofa.
bâbârâ:: {C} nozem, straatjongen.
babert:: {C} bakboord; kaf ~: aan bakboord.
babertiy:: {I} aan bakboord.
babes:: {mv} »baby.
babjenn:: {C} baviaan.
Babs:: {M} (Ned).
baby:: {C; mv= babes} baby, zuigeling.
babyerdrer:: {C} babysitter.
Baby-Skytwin:: {N} »Skytwin.
bacediðofugÿ:: {C} (lang, moeilijk uitspreekbaar woord met veel verschillende letters).
Bachstrom:: |bakstrom/bakstom| {F}.
Bachstromm:: |bakstrom/bakstom|
Bachstromm-belt:: {G} (dorp; gemeente Manes-Tûtâs).
Bacyna:: {J}.
bae:: {K; gst= bat; vdw= bajet} uitspoken, uithalen (v streek).
baeff:: {gst} »ba'efre.
ba'eff:: {C} (poe/dl= Ziyp/Bloi) singel (open strook in bos).
baeff-fes:: {gst} »ba'efre-fes.
ba'efrare:: {K} bijsnijden, couperen.
ba'efraros:: {C} bijsnijding, coupure.
ba'efre:: {K; gst= baeff} snijden.
ba'efre-fes:: {K; gst= baeff-fes} insnijden, inkepingen maken.
ba'efros:: {C} snede, snit.
baefrÿn:: {gst} »ba'efrÿne.
ba'efrÿne:: {K; gst= baefrÿn} afsnijden.
ba'efrÿner:: {C} apostrof.
ba'efrÿnos:: {C} coupure, weglating; afsnijding.
baek:: {gst} »ba'eke.
ba'eke:: {K; gst= baek} losrukken.
bâfta:: {I} (arch); »ubâfta.
bâgas:: {vdw} »bâgre.
bâgeriy:: {C} baggermolen.
bâgg:: {gst} »bâgre.
bagiyn:: {C} ontwerp.
bâgre:: {K; gst= bâgg; vdw= bâgas} baggeren.
bâgros:: {C} baggering.
bahama:: {IIef} Bahamaans (bv).
Bahama:: {G} de Bahama's.
Bahamana:: {Cef} Bahamaanse vrouw.
Bahamany:: {Cef} Bahamaan, man van de Bahama's.
Bailey-pônt:: |Eng.| {C} baileybrug.
Baixa:: |bajksa| {G} (dorp; gemeente Tarejo).
bâiy:: (bâjiy) {C} (arch) bouwsel, schuurtje, hutje.
bajet:: {vdw} »bae.
bajiy:: {I; [mv=enk]} bedompt, muf.
bâjiy:: »bâiy.
bajôk:: {C} riool (met nadruk op afvoer v toilet/gootsteen).
bajôk-mrôgos:: {C} rioollucht.
bajôk-knurfel-revertâs:: {C} (afk= BKR) rioolwaterzuiveringsinstallatie; RWZI.
bajôk-tâx:: {C} rioolrechten, rioolbelasting; .
bajonett:: {C} bajonet.
Bajôxy-agens:: {Gmv} (akkerbouwgebied; gemeenten Amejo en Gret); .
Bajôxy-Nutter:: {N} (tankstation langs de M8; gemeente Gret); .
Bajôxy-Zutter:: {N} (tankstation langs de M8; gemeente Gret); .
bajuftô:: {C} beek, riviertje; (sprkw) nert dirte-tûe ef ~, parinnolira luft tu: praat geen kwaad van degene die jou eerst geholpen heeft.
Bajuftô-blufk:: {W} (stadswijk in Hirdo); .
bajuftô-quda-zôler:: {C} prachtige beekjuffer (libel) (L. Calopteryx virgo).
bajuftô-veronica:: {C/S} beekpunge (plant) (L. Veronica beccapunga).
bakaljô:: {C} kabeljauw (L. Gadus morhua).
Bakaljô:: {N} (populair visrestaurant in Wena); .
bake:: {U} de wijk nemen; er tussenuit gaan; ~ pai flj/rst: (lett) wijken voor iets/iemand.
Baker:: {F}.
bakôn:: {S} spek.
bakôn-pinne:: {K} (lett) larderen.
baktereolôche:: {C} bacterioloog.
baktereologise:: {I} bacteriologisch.
baktereolôiy:: {C} bacteriologie.
bakteriy:: {C} bacterie.
•bâl:: {SX > c} •bal, •bol; (bijv) snÿbâl: sneeuwbal; gûmbâl: [rubberen] bal (alg speelbal, hoeft niet v rubber te zijn).
bala:: {C} bal (dansfeest).
Bala:: {F}.
bâlcon:: {C} balkon (aan huis; 1e verdieping in theater).
bâldiy:: {C} (dl= Tigof/Lomky) emmer (voor water).
Bâldrâck:: {F}.
Bâldriy:: {F}.
Baldwin:: {F}.
bâle::
Baleariy::
balett:: {C} ballet.
baletter:: {C} balletdanser.
balettera:: {C} ballerina, balletdanseres.
Bâlfic-nûrcus:: {N} (gemeentelijke pont in Tanbÿr); .
Balier:: {G} (stad in Ziyp).
Balison:: |balisonn| {G} (stad in Munt); (DOM 161).
Balison-Fôls:: |balisonn-| {G} (landtong ten zuiden v Balison); ; (DOM 161).
baliy:: {C} bar, toonbank in een café (maar niet het café zelf).
Bâljer:: {F}.
ball:: {C} baal.
bâlmerr:: {C} voetballer, voetbalspeler.
bâlmerre:: {U} voetballen.
bâlmerre-clup:: {C} (afk= BC) voetbalclub (afkorting vrnl in namen v voetbalclubs).
bâlmerre-must:: {C} voetbalschoen.
bâlmerre-staðon:: {C} voetbalstadion.
bâlmert:: {C} (alg) balspel; (ihb) voetbalspel.
balôna:: {C} ballon.
balônzôle:: {U} ballonvaren.
bâlsa::
Bâlša:: {G} (dorp; gemeente Zermatt).
balsem:: {S} zalf, balsem.
bâlsport:: {C} balsport.
Bâltiyc-šarks:: {Cmv}: Baltische landen.
Bâltiyc-zee:: {G} Oostzee.
balynn:: {C} balein.
Balynna:: {F}.
Balynnadur:: {F}.
bambu:: {S} bamboe.
bambuiy:: {I} bamboe (bv), van bamboe gemaakt.
bamico-môjôl:: {C} "klokkenmolen" (klokkentoren met wieken om de klokken door windkracht te doen beieren; soms is er tevens een takel-inrichting om water uit een diepe bron te putten; klokkenmolens stonden vroeger bij RK begraafplaatsen op Tigof en Lomky, en werden in werking gesteld bij begrafenissen of feesten waarbij langdurig gebeier vereist was; tegenwoordig is er nog maar één over: de »Sinto-Lopiy-môjôl bij Blof-nurp); »ezédông.
Banc-Liga TC:: {N} (afk= BL TC) (voormalige bank te Hirdo); .
bângladeše:: {IIef} Bengalees (bv), uit Bangladesh.
Bângladeše:: {G} Bangladesh.
Bângladešena:: {Cef} Bengalese vrouw.
Bângladešeny:: {Cef} Bengalees, man uit Bangladesh.
bânin:: {C} veehoedster (meisje v 10 tot 15 jaar dat met schapen/koeien de bossen in gaat).
baniyl:: {I} bang, angstig.
baniyle:: {K} bang zijn voor; luft ef ~ kura (vz-uitdr): uit angst/vrees voor.
baniylôsta:: {mv} »baniylos.
baniyl-tserelira:: lo ~: met angst en beven.
bankres:: {C} bank (alg: om op te zitten; met of zonder leuningen).
Bânpa:: {F}.
Bântâr:: {F}.
Banylâ-Nes-covent:: {N} (RK klooster; gemeente Cÿrbarâs); .
baos:: {C} het uithalen, het leveren (v streek).
bâpte:: {K} (RK) dopen; ~ fara (naam geven: v schip ed): dopen als.
bâptos:: {C} (RK) doop.
bar:: {C} buffet; balie; leuning; snackbar (zelfbediening zonder sterke drank).
Bar:: {afk} »Baruc.
bâr:: {S} [room]boter; (sprkw) ~ luft tjokâs ur tjokâs luft ~: soort zoekt soort.
bâra:: |bÂra/bârA| {C; mv= ~es} stuwdam; kering (dam).
bâra•:: {PX.c > c} paars, violet.
bârabârbe-huron:: {C} brede duingentiaan (L. Gentianella campestris).
bârablotter:: {I} blauwpaars, paarsblauw.
bâracc:: {C} barak.
bâraes:: {mv} »bâra.
bârbadôs:: {IIef} Barbadaans, uit Barbados.
Bârbadôs:: {G} Barbados.
Bârbadôsa:: {Cef} Barbadaanse vrouw.
Bârbadôsy:: {Cef} Barbadaan, man uit Barbados.
bârbarea:: {C/S; rs= ~t} gewoon Barbarakruid (L. Barbarea vulgaris).
bârbareat:: {rs} »bârbarea.
bârbe:: {C} baard.
bârbe-grûmiyl:: {C} baardvleermuis (L. Myotis mystacinus).
bârbe-huron:: {C} (alg) duingentiaan (L. Gentianella).
bârbel:: {C} barbeel (vis) (L. Barbus barbus).
barbelét:: {I} overbodig.
bârbe-merater:: {C} man met een baard.
bâr-bjôln:: {C} sperzieboon.
Bârbra-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Plafotô); .
Bârbuda:: {G} Barbuda.
bare:: {U} ~ armt flj: iets gadeslaan, bijwonen.
Barendrecht:: {F} (Ned).
barenn:: {IIef} Bahreins.
Barenn::
Barenna:: {Cef} Bahreinse vrouw.
Barenny:: {Cef} Bahreiner.
barera:: (bârera) {C} hek, afrastering.
bârera:: {C} »barera.
barera-rigt:: {C} »bârera-rigt.
bârera-rigt:: (barera-..) {C} "hekkenrecht"; (wetgeving betr grondbezit: percelen die vóór 1667 aan particulieren toebehoorden zijn niet kadastraal opgemeten en dienen dmv een hek of haag v belendende percelen afgescheiden te zijn); sinds 1912 kan ~ in fest rigt gewijzigd worden); »rigt.
barere:: (bârere) {K} versperren; ~ kest/kusamat {U}: afrasteren; do ~ kest/kusamat ef blufk: hij rastert het weiland af; hij zet een hek om/langs het weiland; ef ~ ef weg furt rst: iemand de weg afsnijden.
bârere:: {K/U} »barere.
barere-sÿn:: (bârere-..) {C} spersein (bij spoorwegen).
bârere-sÿn:: {C} »barere-sÿn.
bareros:: (bâreros) {C} versperring.
bâreros:: {C} »bareros.
Bâr-fesqummerte-tojesfsâ:: {N} "Boterboetseercompetitie" (elk jaar op 21 februari in Amahagge); .
barite:: {U} bij zichzelf overleggen, te rade gaan.
bâriy:: {I} van boter gemaakt; met boter bereid; vol boter; ~ krumer: "boterkrakeling" (krakelingvormige roomboterkoek); »bâr-krumer.
Bariylt:: {N} (Erg kloosterorde); .
bariylter:: {C} (mnl lid vd »Bariylt-orde); ~ furt Frina: (mnl lid vd »Bariylt-Frina-orde).
bariyltera:: {C} (vrw lid vd »Bariylt-orde); ~ furt Frina: (vrw lid vd »Bariylt-Frina-orde).
Bariylt-Frina:: {N} (Erg kloosterorde); .
bârjerr:: {SC} (fig) barrière.
Bârjerr-fôresta:: {G} (bos; gemeente Opjevu); .
Bark:: {N} (internetprovider); .
Bârk::
bâr-krumer:: {C} "boterkrakeling" (kluit roomboter in de vorm ve krakeling gekneed); »bâriy krumer.
bârlot:: {C} botervloot.
Bârnert-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Faremoe); .
baro-messer:: {C} barometer.
baros:: {C} bijwoning.
Barrière:: {F}.
bârše:: {U} geïnspireerd zijn, inspiratie hebben.
bârste:: {E} barsten.
bârstos:: {C} barst.
bârtece:: {K} beboteren; smeren (v boterham); »tece.
Bârtelm:: {J} Bartolomeus.
Bartmân:: {F}.
Baruc:: {N} (afk= Bar) (bijbel) Baruch.
bârÿr-kroff:: {C} gewone kattenstaart (plant) (L. Lythrum salicaria).
bas:: {C} basis.
bâs:: {C} bas (stem).
Bâs:: {F}.
bâsa:: {C} bas (snaarinstrument).
basâlta:: {I} basalten; van basalt gemaakt.
basâltiy:: {S} basalt.
bâsamerr:: {C} bassist.
bâsamerre:: {U} [op een] bas spelen.
Bašany:: {M}.
basariy:: {C} bazaar.
bas-ayr:: {C} luchtmacht.
Bas-Ayr:: {C/N} (naam vd Spok luchtmacht); .
basc:: {C} borst, boezem; ef lelperre eft frondo ~: veel lef hebben.
basc•:: {PX.c > c} voor• (aan de voorzijde ve gebouw); (bijv) bascerat: voordeur.
bascarâbe:: {C} voortuin (kleine tuin in de stad).
bascerat:: {C} voordeur; deur in de voorgevel; (= »basc• + »•erat).
basciflif:: {C} raam in de voorgevel; (= »basc• + »miflif).
bascpât:: |baspât| {C} pad dat naar de voordeur leidt; pad langs de voorkant ve huis.
basc-radiyk:: {C} borstkwaal.
bascruttôs:: {C} voorgevel.
bascte:: |baste| {U} (dl= Peg) trui/hemd/shirt aantrekken ("de borst bedekken", dwz een kledingstuk over het hoofd heen aantrekken dat geheel gesloten is); »•te; »tece.
baselk:: {S} basilicum (specerij, plant) (L. Ocimum basilicum).
bas-folâ:: {C} groothandelaar.
bâskiy:: {IIef; mv=enk} Baskisch.
Bâskiy:: {G} Baskenland.
bas-lebet:: {C} groothandel.
Bâslo:: {G} Basel.
baso:: {C}
basoiy:: {I} om reden van; de reden is; ef mirras ma melde ~m ošo, ef bidalilóme: de straten zijn nat doordat het regent.
basona:: {C; mv= ~s} leermeisje.
bas-šark:: {C} landmacht.
Bas-Šark:: {C/N} (naam vd Spok landmacht); .
Bâste:: {J} Bastiaan.
Bastÿ-agru:: {G} (top in Lamk-gebergte; 925 m hoog); .
Bastÿ-kôl:: {G} (bergpas in Lamk-gebergte; 630 m hoog); .
Bastÿ-wâljÿ-wuma:: {G} (bos; gemeente Cÿrbastÿ-sÿrt); .
basunn:: {C} fagot.
basunnmerr:: {C} fagottist.
Basyll:: {J}.
Basylle:: {J/M}.
bas-yrsmÿr:: {C} grondlaag.
bas-zé:: {C} marine.
Bas-Zee:: {C/N} (naam vd Spok marine); .
bat:: {gst} »bae.
bateljon:: {C} bataljon.
bateriâ:: {C; rs= ~t} batterij, accu.
bateriât:: {rs} »bateriâ.
bâtjer:: {C} das (zoogdier) (L. Meles meles).
bâtjer-husof:: {C} dassenburcht.
bâtjer-manes:: {C} dassenburcht.
Bâtjer-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Šeftaliy); .
battiyntân:: {SCrs} moed (vooral in oorlog of gevecht); »•ân.
bauter:: {vdw} »bautoe.
bauto:: {I} afzonderlijk.
bautoe:: {K; vdw= bauter} (alg) afzonderen; (pop) er tussenuit knijpen, 'm smeren, aftaaien.
bautoos:: {A} afzondering, het afzonderen.
bautot:: {C} afzondering, verblijf in eenzaamheid.
bavân:: {C} »•ân
Bavân::
Bavân-plâkomÿ:: {N} (tunnel; gemeente Knolbol); .
bavriy:: {I; [mv=enk]} pover, schamel.
bax::
baxes:: {C} rechtszaak, geding.
baxesjejar:: {I} meerderjarig.
baxesjola:: {I} minderjarig.
baxeskare:: {E} vonnissen.
baxeskaros:: {C} vonnis, uitspraak.
baxeskater:: {C} scheidsrechter.
baxess:: {gst} »baxeske.
Bazerha-covent:: {N} (RK klooster; gemeente Trâ); .
BB:: {afk}
:: {afk} ([PP|] = BB); »blofblofa.
BC:: {afk} »bâlmerre-clup.
BC Bôrâ '88:: {N} (voetbalclub in Bôrâ); .
BC Heeriys:: {N} (voetbalclub in Tanbÿr); .
BC Hirdo '56:: {N} (voetbalclub in Hirdo); .
be:: {C} (naam vd letter B).
bé:: {III} steeds, maar (voortdurend, onophoudelijk); do tinde beri wempe ~: hij blijft maar zeuren; (bé is korte vorm v »cÿrbé).
Beach-club:: {N} (bekende chique bar in Minde); .
bécân:: {SC} vrede; ~ armt eft šark: vrede in een land; »•ân.
bedâ:: {C} (lett) ontsteking, ontvlamming; (fig) kwinkslag.
bedânini:: {C} vuursteen[tje].
bedaratjen:: {C} brandstichter.
bedare::
bedarkinn:: {I} (bv) pyromaan.
bedarkinner:: {C} (zn) pyromaan.
bedaros:: {C} brandstichting; ef ~ hâftero fes proba: de brand is met opzet gesticht.
bede:: {K} ontsteken, ontvlammen.
bede-âp:: {I} ontvlambaar.
bede-flém:: {C} steekvlam.
beder:: {C} pit (v kaars, lamp, gas); texe dena ~!: (vulg) hou je smoel!, hou je grote bek!.
bedos:: {C} lont (v vuurwerk ed); ontsteking (v auto of bom: ook de installatie).
bée:: {U; gst= bét} voortduren.
Beecân-ârc:: {N} "Vredesboog" (soort triomfboog (15e eeuw) in Lostô); .
Beecân-jakâm:: {N} (begraafplaats; gemeente Manes-Puriy); .
Beecân-korda:: {N} (Erg kerk te Knolbol); .
Beeckbergh::
Beekberg:: {G} (eilandje voor de Zverosta-kust); ; (DOM 159).
Beelmânt:: {F}.
begg:: {I} even[tjes], een ogenblikje; ef zurrere ~, ur ...: nog even[tjes], en dan ...; ~ fortos: even tijdelijk, een korte tijd.
begonja:: {C} begonia.
Begrâ:: {G}
Begrâ-greel:: {N} (doorwaadbare plaats in de Begrâ); .
begynas:: {mv} »begyna.
Beja:: {M}.
bejeren:: {IIef} Beiers.
Bejeren:: {Gef} Beieren.
Bejerena:: {Cef} Beierse vrouw.
Bejereno:: {Cef} Beier.
Bejo-Mariy:: {G} (dorp; gemeente Hirdo).
bekace:: {E} ~ beri: [be]horen, betamen, dienen; tu ~ beri helbe penða: je dient/behoort je netjes te kleden; kirro nert ~ beri ufege ...: we mogen/dienen niet te vergeten....
bekke:: {K} afsnauwen; (iemand) een grote bek geven.
beks:: {C} onderbuik.
•bel:: {SX.vz} (gereduceerde vorm v belt; dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky} (bijv) ónbel = ón belt: aan hen (vrw); 'karabel = helkara belt: naar hen [toe] (vrw); »belt 3.
Bel:: {afk} »Belsanâs.
belastiy:: {I} geleerd (v boek).
belasto:: {C} les; do lelperravy pjano-~s (mv!): hij wil pianoles hebben.
beldabariy:: {I} leergierig.
beldate:: {I} geleerd, wijs (v persoon).
beldateiy:: {A; mv=enk} geleerdheid.
belde:: {K} [aan]leren; eup ~ ef ÿfartos: ze leert lopen; do beltât ef ÿkettos mirt: hij moet leren gehoorzamen; tu beltecû velk eft tiyn rifo do: je kan nog iets leren van hem; (sprkw) tsazi ef ÿkurre beri beldos enn flaju, stus finnât beri feskette stus tiffelira ef strâ: om iets te kunnen leren moet je beginnen te beseffen dat je het nog niet weet.
belðe:: {K} verfoeien.
Belde ur Melde:: {N} (uitgeverij in Amahagge); ; (DOM 212).
belde-âp:: {I} leerzaam.
belde-tupplip:: {C} excursie (wetenschappelijk, leerzaam).
belde-zemper:: {C} schooljaar.
belðiy:: {I; [mv=enk]} gevorderd.
Beldiyr:: {G} (rivier van Cÿrofly-gebergte naar de Firani); .
Beldiyr-zerfos:: {N} (bungalowpark; gemeente Ðebantiy); .
beld'mimpit:: |belm..| {C} leerboek, studieboek.
beldor:: {I} geleerd (v les); geschoold (v persoon).
beldrast:: {C; mv= beldrusts} kussen, peluw.
beldrastiy:: {I} gevuld, mollig.
beldrusts:: {mv} »beldrast.
Belgana:: {Cef} Belgische vrouw.
Belgann:: {Cef} Belg.
belgano:: {IIef} Belgisch.
Belgano:: {G} België.
béliy:: {C} stoomketel; ef jepsarelira sener ~: aan het aftakelen zijn.
béliy-kul:: {C} ketelhuis (gebouw waar de stoomketel[s] is/zijn opgesteld).
beliziy:: {IIef; mv=enk} Belizaans, uit Belize.
Beliziy:: {Gef} Belize.
Beliziyna:: {Cef} Belizaanse vrouw.
Beliziyny:: {Cef} Belizaan, man uit Belize.
béljote:: {K} beboeten.
béljotos:: {A} beboeting.
belk::
Belkâ-husof:: {N} (Bergparel-hotel in Oopare); .
belkâle:: {C} schatje, liefje.
Belk-ialef-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Flivoti); .
Belkiy:: {F}.
belk-stobos:: {S} compote.
belks-vildul:: {C} fruitboom.
belk-zôler:: {C} fruitvliegje (L. Drosophila funebris).
Bella:: {F}.
Bellair:: {N} (reisbureau in Amahagge); .
bellart:: {C} leerling.
Bellart:: {F}.
Bellavista:: {N} (landhuis; gemeente Potasÿrt); .
Belle:: {M}.
belmip:: {C} leerboek, studieboek; boek met examenopgaven; (= »belde + »•mip).
béln:: {I} (fig) gedwee, buigzaam, meegaand.
béln-korojeler:: {C} kleverig koraalzwammetje (L. Calocera viscosa).
belp:: |belp/bel| {C} dier, beest.
belpâ'et:: {I} dierlijk.
belp-hotela:: |belho..| {C} dierenpension.
belp-medikiy:: |belme..| {C} dierenarts.
belp-otlôgtiy:: {I} bestiaal, beestachtig.
belsanâ:: {C} klaaglied.
Belsanâs:: {N} (afk= Bel) (bijbel) Klaagliederen.
belt•:: {PX} »belt-•.
belt-•:: {PX.c > c} (beperkt productief; vormt verkleinwoord of verwantschapswoord, vaak met ondergeschikte betekenis; bij personen geringschattend of pejoratief; »belt-..).
•-belt:: {SX.n > n} (vormt liefkozende diminutief v eigennaam; vrnl bij kleine kinderen en geliefden) Kârle-~ arkette mitulanis?: waarom huilt Kareltje (baby)?.
Beltâ:: {F}.
Belt-Airdon:: {N} (kasteelruïne; gemeente Xalf); .
Belt-Ânp:: {G} (waterstroom in Ergânt-moeras); .
beltâtvises:: {C} (in Spok: adviseur in het adviserend lichaam vh eilandsbestuur); »beltâtviss.
beltâtviss:: {C; mv= ~es} (in Spok: adviserend lichaam binnen de hôzesy ("eilandsbestuur"), bestaande uit 8 tot 15 beltâtvisesz ("adviseurs")); .
beltâtvisses:: {mv} »beltâtviss.
belt-belp:: {C} diertje.
Belt-Birâlber:: {G} (voormalig dorp).
beltbu:: {C} snufje, gril (mode).
belt-chutân:: {C} lieveheersbeestje (ongeacht kleur en aantal stippen).
beltconsyl:: {C} (in Spok: districtsraad, soort ministeries op het niveau vh districtsbestuur; bestaande uit 12 tot 32 beltconsylaters ("raadsleden")); .
beltconsylater:: {C} (in Spok: raadslid in de districtsraad); »beltconsyl.
belt-crepp:: {C} pannenkoekje, flensje.
belt-dérma:: {C} kleine klaproos (L. Papaver dubium).
belte:: {K} verkleinen, klein[er] maken.
belté:: {BZ} (= »belt 4 + »ére).
belt-efanty:: {C} kleuter, klein kind.
beltene:: {U} (verbale afleiding v »belt 3) ef ~: zij zijn het; dat zijn zij; kost sours ~: dat zijn mijn zusters; kost ~lira sours: zij, mijn zusters; ef ~, té cÿrtirât (enk!): ZIJ (vrw) moeten helpen; kost beltenor ÿksanerÿ: zij, mijn vroegere buurvrouwen; (algemene bewering) ef mosjeusz ~ beri myzâle ef efantys: de vrouw is er om [de] kinderen te baren; (arch: met object) ef ~ sener meraters: zij met/en hun man[nen].
belter:: {A; mv=enk} leer; het leren; iets wat te leren is.
belteratjen:: {C} theoreticus.
belt-fers:: {Cmv} vermicelli.
belt-gerlas:: {C} personenbusje (groot soort auto om personen te vervoeren); .
belt-hajôlen:: {C} taboeret.
Belt-Heeps:: {G} (zijriviertje vd Heeps); .
belt-herg:: {C} (naar boven breed uitlopende hoge hoed ve Erg geestelijke, donkerrood met gekleurde bies; kleurcodes: ryltiy = blauw; partes = wit; sakdos = zwart; ûftâf = bruin; lystra/lyster: geen band; de hoed vd Reelâ wordt »herg genoemd); .
Belt Honn:: {N} Kleine Beer (sterrenbeeld).
Belt Honn-ka:: {N} (veerboot); .
belt-hôrna:: {C} gladde agaatslak (L. Cochlicopa lubrica).
Belt-Hurt:: {G} (eilandje in de Hurt-straat); vgl »Hupster-Hurt; .
beltiy::
belt-'jan:: {C} (alg) jongetje.
beltjéns:: {C} huls.
Belt-Jiynk:: {G} (beek; gemeente Tona a/e Grât); .
beltkanasiy:: {I} gedetailleerd.
beltkas:: {C} jak, [kort] jasje.
beltkelt:: {C} keuterboertje, arme boer.
beltknociy:: {C} knokkel.
Belt Knygta-fôresta:: {G} (bos; gemeente Tura); .
belt-leftel:: {C} (afk= belt-lft) theelepel (ook maateenheid bij recepten: 5 ml); pl. 2 belt-lft cÿrpep: ca. 2 theelepels peper.
belt-lft:: {afk} »belt-leftel.
belt-lûf:: {C} zeepaardje.
belt-lup:: {C; mv= ..-lûps} vaatje (klein vat).
belt-lûps:: {mv} »belt-lup.
belt-merater:: {C} mannetje, kereltje (sullig, krom, oud, gebrekkig, enz).
beltmit:: {C} privaat, WC.
beltmust:: {C} pantoffel, muiltje.
belt-nes-rât:: {C} dwergspitsmuis (L. Sorex minutus).
Belto:: {J}.
beltôc:: {C} kleinigheid.
Belt-Oes:: {G} (zijriviertje vd Oes); .
belt-omi:: {C} cakeje, gebakje.
Belt-Orana-fôresta:: {G} (bos; gemeenten Knolbol en Knolbol-belt); .
Belt Oryccseert-siyclo:: {W} .
beltos:: {C} verkleining.
beltpâks:: {C} houtkrul.
belt-prusot:: {C} riviertje, beekje.
Belt-Puty:: {W} (buurtschap); .
belt-quolatat:: {C} glimworm (L. Lampyris noctiluca).
Belt-Racôn-ses:: {G} (meer in district Ales); .
belt-rafeo:: {C; rs= ..-rafette} koekje.
belt-rafette:: {rs} »belt-rafeo.
belt-róst:: {C} dwergvinvis (L. Balaenoptera acutorostrata).
belt-skârbiyk-krutt:: {C/S} echt lepelblad (L. Cochlearia officinalis).
beltstamelef:: {C} (in Spok: afgevaardigde in de districtsvertegenwoordiging); »beltstamero.
beltstamero:: {C} (in Spok: districtsvertegenwoordiging binnen de hôzesy ("eilandsbestuur"), bestaande uit 2 tot 7 beltstamelefs ("districtsafgevaardigden")); .
Belt-Stay-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Oopare); .
Belt-Stay-ses:: {G} (stuwmeer in district Ben); .
Beltsÿrt:: {N} (miniatuur-Spokanië op Mâclajoh met bekende gebouwen op schaal 1:20); .
Belt-Trendon:: {G} (rivier van Lafter-gebergte naar de Trendon); .
Belttrenojeren:: {N} (winkel voor modelspoorwegbouw in Amahagge); .
belt-tupplip:: {C} uitstapje, kort reisje.
belt-ûsto:: {C} dochtertje (klein kind).
Belt-Vreeges:: {G} (zijriviertje vd Vreeges); .
belt-waler:: {C} zoontje (klein kind).
belt-wiyrk:: {Cid} »wiyrk.
Belt-Xeest:: {G} (waterval in de Trendon; gemeente Trendon), vgl »Xeest-knurftasz; .
Belt Ÿpse-clamiða:: {G} (klein moerasgebied langs de linkeroever vd Trendon, tegenover het Ÿpse-clamiða); »Ef Ÿpse-clamiðas; .
belt-ÿrliriy:: {C} (dl= Berref) pink (kleine vinger).
belt-zemperafiy:: {C} jaarbericht (verkorte versie ve »zemperafiy, zonder alle tabellen en statistieken; bedoeld voor een groter publiek).
Belvederr:: {N} (paleis; gemeente Monny); .
Ben::
Benâs:: {G} (oude naam vh eilandje Beekberg); .
benc:: {C} bank (geld); ef smurf melde fes eft sanoprof ~: het geld staat op een Zwitserse bank.
bencer:: {C} bankier.
Bencers ur ef ekonomiy:: {N} (boektitel); .
Benc Itârzatreef Rifo Troef:: {N} (afk= BIRT) (voormalige bank te Amahagge); .
benc-kârta:: {C} bankpasje, debitcard.
BenCôm:: {N} (geprivatiseerd bankbedrijf te Hirdo, voortgekomen uit de vroegere giro-afdeling vd voormalige »PTT); .
Benc riëf Pegreüƒ:: {N} (afk= BrP) (voormalige bank te Mollefin); .
bencrott:: {I} bankroet.
bencrotte:: {E} bankroet gaan.
benc-šecc:: {C} (afk= BŠ) bankcheque.
benc-yrgtâ:: {C} bankloper.
benda:: {C} aalbes.
Bendect::
Benedict-covent:: {N} (voormalig RK klooster in Uofiten); .
benedictina:: {C; mv= ~s} benedictines (vrw lid v RK kloosterorde).
benedictinas:: {mv} »benedictina.
benedictino:: {C} benedictijn (mnl lid v RK kloosterorde).
Benedictino-wâlka:: {C} Benedictijner orde; .
Benedictiy-krutt:: {C/S} gewoon nagelkruid (L. Geum urbanum).
Benedicto:: {J}.
Beneficiara:: {F}.
Benere:: {G} (stad in Munt).
bengaliy:: {C} duinpad, duinslag.
Benina:: {Cef} Beninse vrouw.
beninn:: {IIef} Benins.
Beninn:: {G} Benin.
Beniny:: {Cef} Beniner.
Benjem:: {J} Benjamin.
Ben-kanol::
Ben-kanol-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Floran); .
benše:: {U} ~ armt: aanbonzen tegen.
Bensjâch-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Garos); .
Benšova-Nutter:: {N} (tankstation langs de M4; gemeente Sinto-Alycro); .
Benšova-Zutter:: {N} (tankstation langs de M4; gemeente Daba-Chÿrg); .
bensqu:: {C} (pop) benzinebon; »bensynn-quistarafiy.
bensynn:: {S} benzine.
bensynnâs:: {C} benzinepomp, tankstation.
bensynn-echuh:: {C} benzinepomp (pomp).
bensynniy:: {I} van benzine gemaakt; met benzine; dena moter melde ~: deze motor loopt op benzine.
bensynn-quistarafiy:: {C} benzinebon (voor de benzinerantsoenering in Spok).
bensynn-ušos:: {A} benzineverbruik.
bentarfinelira:: {II} eerstvolgende.
bentarfinos:: {A} prioriteit.
bent-echuh:: {C} fietspomp.
bentfester:: {C} (pop) tape recorder.
bentmeldor:: {I} voormalig.
Bentmeldor Creaviy-covent-pât:: {W} .
Bentmeldor Zufel-meeg:: {N} "Voormalige Zuivelraad" (poppentheater in Amahagge); .
bentrovretos:: {A} voorliefde.
bentsÿrtiy:: {I} primair.
bentvender:: {C} voorganger (vóór een ander in een betrekking/beroep).
bentvendiy:: {I} voorgaand, vorig.
bentÿcentos:: {A} voorgevoel.
Benû:: {G} (stad in Ziyp).
Benû-belt:: {G} (dorp; gemeente Kosÿr).
béos:: {A} voortduring.
Bepensa:: {M}.
Ber:: {J}.
Berch-Pôly-covent:: {N} (Erg klooster, šarkdomenn Lestô); .
Bercori:: {G} (stad in Tjemp).
Bercrytaliy-Heep:: {G} (dorp; gemeente Aagee).
Bercrytaliy-helmy:: {G} (grot; gemeente Aagee); .
Berdân-agru:: {G} (bergtop in Krappa-gebergte; 730 m hoog); .
Berdân-greel:: {N} (doorwaadbare plaats in de Ôcki); .
berðe:: {C} vlieger (v papier).
Beref:: {G} (oude naam v huidige stad »Berref-belt).
berek:: {gst} »berke.
Bereng:: {J}.
Berengyna:: {M} (Peg).
Bereplast:: {N} (fabriek v kunststof bouwmaterialen in Berezze); .
Berezze:: {G} (stad in Ziyp); (DOM 156).
Berezze-MG:: {N} (station).
Berezze-Trakô:: {N} (station).
Berfowa:: {J}.
Berfytu-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Ÿrbasâ); .
Berg:: {F}.
bergalef:: {C} bergbeklimmer.
bergalefos:: {S} bergbeklimmen (als sport).
berge:: {K} bergen (v schip).
bergo:: {C} berg, hoge heuvel; do melde fjoji ur dus fara eft ~: hij is een opvliegend mens.
Bergo:: {F}.
bergo-broms:: {S} bergdravik (grassoort) (L. Bromus erectus).
bergo-geranym:: {C} bermooievaarsbek (L. Geranium pyrenaicum).
bergo-jâlp:: {C} sneeuwhoen (L. Lagopus mutus).
bergo-large:: {C} Europese lariks (L. Larix decidua).
bergo-ojel:: {C} dwerguil (L. Glaucidium passerinum).
bergo-plier:: {C} morinelplevier (vogel) (L. Eudromias morinellus).
bergos:: {C} berging (v schip).
bergo-sparot:: {C} bergden (L. Pinus mugo).
bergosÿr:: {C} bergstad, plaats/dorp in de bergen.
Bergosÿrt:: {G} (stad in Munt); (DOM 106).
bergo-temp:: {C} bergrug.
Bergotiy-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeenten Agramo, Filipia en Klemp); .
bergo-ypriy:: {C} ruwe iep (L. Ulmus glabra).
beri-adore:: {I} aanbiddelijk.
beringel:: {C} aubergine, eierplant.
beri-poire:: {C} leefbaarheid.
beriteliy::
berke:: {K; gst= berek} inhakken op, in stukken slaan.
berkiy:: {C} (alg) berk[enboom] (L. Betula); (ihb) ruwe berk (L. B- pendula), witte berk (L. B- alba); blakker ~: witte berk (L. B- alba).
berkiy-chént:: {C} berkenboleet (L. Leccinum scabrum).
berkiy-missis:: {C; mv= ~a} berkenzwam (L. Piptoporus betulinus).
berkiy-missisa:: {mv} »berkiy-missis.
berkos:: {C} gehak, het in stukken slaan.
Berlyna:: {G} Berlijn.
bermare:: {U} ~ kaf: in aanmerking komen voor.
berme:: {K} lokken.
BerMis:: {afk} »Berrefoeg Misan-benc.
bermos:: {A} lokking.
bermuda:: {IIef} Bermudaans.
Bermuda:: {G} Bermuda.
Bermudana:: {Cef} Bermudaanse vrouw.
Bermudany:: {Cef} Bermudaan.
Bernard:: {J} (Fra).
bernardino:: {C} bernardijn (mnl lid v RK kloosterorde).
Berneda:: {M}.
Bernet:: {J} Barend.
berrare:: {K} ronddelen.
berraros:: {C} ronddeling.
berre:: {K} uitdelen, trakteren (evtl feestelijk).
Berref:: {G} (een vd 7 hoofdeilanden).
Berref-belt:: {G} (stad in Munt).
Berrefbenc:: {N} (afk= BB) "Berrefbank" (bank te Trendon); .
Berrefka:: {N} (naam ve schip); .
Berrefoeg Misan-benc:: {N} (afk= BerMis) "Berrefse Winkelbank" (voormalige bank te Hirdo); .
Berrefoeg prôltôter:: {N} "Berrefse volbloed" (renpaardenras, zeer populair in de 17e en 18e eeuw); »Ef Plûx-arâbe.
Berrefoeg zampôr-zeffôsta:: {N} (boektitel); ; (DOM 17/212).
Berref Publications:: {N} (uitgeverij in Conityje); .
berros:: {C} uitdeling, traktatie (evtl feestelijk).
bert:: {C} balie (bij rechtbank).
Berta:: {M} (Ned).
Bertel:: {J}.
Bertela:: {M}.
Bertela Rifo Ef Vola-mirra:: {W} .
bertertiy::
Bertôldi:: {F}.
Bertôldi-ager:: {N} (badstrand; gemeente Fonistâ); .
Bertôldi-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Fonistâ); .
Bertôldi-nes:: {N} (herberg bij Fu-Qull; gemeente Fonistâ); .
Berÿmt:: {G} (riviertje van Kulano-gebergte naar Larmin-straat); .
Berÿmt-cliyn:: {N} (tankstation met restaurant langs de M82; gemeente Mûninû); .
Berÿmt-cliyn-vjadûk:: {N} (viaduct in autosnelweg; gemeente Mûninû); .
Berÿmt-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Mikentall); .
Berÿmt-wuma:: {G} (bos; gemeenten Mûninû en Polefi-Jariâlo); .
Bešâ:: {G} (stad in Tjemp).
beše:: {I} beige (kleur).
bessa:: {C} rukwind.
bet:: {C} bloembed.
bét:: {gst} »bée.
betôn:: {S} beton; lâzeffor ~: gewapend beton.
betôna:: {I} betonnen (bv), van beton gemaakt.
betônjiy:: {C} betonblok.
betônzeff:: {C} wapeningsijzer (één stang); ~s: wapeningsijzer (gehele constructie).
Betriys:: {M} Beatrix, Beatrijs.
Betriys-korda:: {N} (RK kerk; gemeente Daba-Chÿrg); .
Beyer:: {F}.
BFA:: {afk} »Bônt Feri-fabrokaliyto ur Astyl-ôc.
BFF:: {afk} »Bôrâ Fradâs-Fabrokiy TC.
BGS:: {afk} »Bônt rifo Gekkers furt ef Spokânda-kolestiy.
B.H.C.:: {afk} »Blort Heeriys Cômbinašo.
biblâ:: {C} bijbel.
bibliografijâ:: {C} bibliografie, literatuurlijst.
bibliotekke:: {C} bibliotheek.
bibliotekker:: {C} bibliothecaris.
bicârbonatiy:: {S} bicarbonaat.
bidal:: {I} regenachtig; frumbiyl én/ur ~: druilerig.
bidalami:: {I} in geval van regen, mocht het gaan regenen; eft ~ fenta sen nert wencate: in geval van regen gaat het feest niet door.
bidale:: {E} (alg) regenen; (ihb) druipen (als je net uit het bad komt); ef 'jan arfine ~lira rifoliy ef sôgge: de jongen komt druipend onder de douche vandaan; ef ~ snÿ: er valt natte sneeuw; »chat.
bidale-fer:: {C} grote regenworm (L. Lumbricus terrestris).
bidale-kas:: {C} regenjas.
bidale-knurfel:: {S} regenwater.
bidale-must:: {C} overschoen.
bidalos:: {S} regen; lóf ef ~: bij regen.
Bidalos:: {N} (naam v steenkolenmijn; gemeente Tulÿnn); .
Bidalos-sluše:: {N} (schutsluis in de Ziffon; gemeente Tenkô); .
bidalos-sôg:: {C} stortregen.
BiDôc:: {afk} »Bliynter-instituša én Deffer-ôc.
Big Isle:: {N} (voormalige popgroep); .
bija:: {C} groet, begroeting.
Bijân:: {J}.
Bikijanâ:: {F}.
bilâ:: {I; =mt v litel 1} [het] minst weinig; kirro lelperre litel mimpits tur Lerdu lelperre ef ~ tiyns: wij hebben weinig boeken maar Lerdu heeft het minst weinig boeken (= heeft nog een paar boeken meer); »litel.
Bilardo:: {F}.
biljarbâl:: {C} biljartbal.
biljarmerr:: {C} biljartspeler.
biljarmerre:: {U} biljarten, biljartspelen.
biljarmert:: {C} biljartspel (het spelen).
biljarr:: {C} biljart[spel] (Spok variant heeft 3 rode, 3 witte en 1 gele bal).
biljôn:: {TW} biljoen (miljoen × miljoen).
Bill:: {J}.
Biloni:: {M}.
bilys:: {I} rossig; donkerbruin.
bilys-grûmiyl:: {C} rosse vleermuis (L. Nyctalus noctula).
Bim:: {G} (riviertje dat door Hoggebim stroomt); .
bime:: {K} vergenoegen.
bimiy:: {I} vergenoegd.
bimos:: {A} vergenoeging.
bincatjen:: {C} tolgaarder.
bince:: {U} tol heffen.
bince-sért:: {C} tolhuis.
binciy:: {I} waar tol geheven wordt; tol•; dena weg melde ~: op deze weg wordt tol geheven.
bincos:: {C} tolheffing, het heffen van tol; plaats waar tol geheven wordt.
bindakles:: {S} pijpenstrootje (L. Milinia caerulea).
bindare:: {K} [ver]binden (chemisch).
bindaros:: {C} [ver]binding (chemisch).
binde-ilba:: {K} dichtbinden.
bindemper:: {C} schrikkeljaar.
bindertel:: {C} schrikkelmaand (de maand lunatel in de Erg tijdrekening).
binde-zléf:: {K} samenbinden.
bindos:: {C} het [vast/samen]binden; datgene wat vastgebonden is; samengebonden bundel (zoals takken).
binterrat:: {C} schrikkeldag.
biogemiy:: {C} biochemie.
biografijâ:: {C} levensbeschrijving, biografie.
biolôche:: {C} bioloog.
biologise:: {I} biologisch.
Biologise Museem:: {N} (museum in Hoggebim); .
biolôiy:: {C} biologie.
biotopiy:: {C} biotoop.
bipp:: {C} katje (v wilg, es, berk enz).
Birâlber:: {G} (dorp; gemeente Tura).
birgitina:: {C; mv= ~s} birgittines (vrw lid v RK kloosterorde).
birgitinas:: {mv} »birgitina.
birma:: {IIef} Burmaans.
Birma:: {G} Burma.
Birmana:: {Cef} Burmaanse vrouw.
Birmano:: {Cef} Burmaan.
biromiy:: {I; [mv=enk]} geveinsd.
birriy:: {C} schouder; ef pónze flj kura ef ~s: iets toebedeeld krijgen.
birriy-fimbrâ:: {C} epaulet.
birriyte:: {U} (dl= Peg) cape of lang gewaad aantrekken/omslaan ("de schouders bedekken", met een wijd kledingstuk zonder mouwen en goede sluiting); »•te; »tece.
birriy-zelfÿ:: {C} schouderblad.
BIRT:: {afk} »Benc Itârzatreef Rifo Troef.
bis:: {C} dot, toef, pluk (slagroom, watten, haar).
Bistre:: {F/J}.
biy:: {C} [honing]bij (L. Apis mellifera).
biÿae:: |bÿae| {U; gst= biÿt; vdw= biÿjer} (fig) op stapel staan; te verwachten zijn.
biyatjen:: {C} imker, bijenhouder.
Biyca:: {F}.
Biycjô TC:: {N} (uitgeverij in Asjetto); .
biyencate:: {U} bijen houden; »biy-wencate.
biy-fóst:: {S} bijenwas.
biÿjer:: {vdw} »biÿae.
Biykjâ::
biy-korfe:: {C} bijenkorf; ef miype nâltiyne tiyns fes eft ~: iedereen in een hokje plaatsen (op negatieve wijze indelen vd maatschappij).
biylot:: {C} bijenkast.
biylt:: {PV} (arch); »biylte.
biylte:: {PV} (passieve afleiding v »belt 3) zij, ze, haar, hen, hun; blul vâpjelije ~: zij (vrw) worden geplaagd; (indirecte imperatief) trempe-~ ef mimpit: laten zij (vrw) het boek [eens] lezen; (causatief) Jân trempe-~ ef mimpit: Jân laat hen (vrw) het boek lezen; Jân geeft hun het boek te lezen; »•ex.
biy-maquijy:: {C} wespendief (vogel) (L. Pernis apivorus).
biynðare:: {K} zwachtelen, verbinden (v wond).
biynðe:: {C} verband, zwachtel (voor wond).
biyrðe:: {U} struikelen (v paard).
biyšôp:: {C} bisschop (RK); loper (schaakstuk).
biyšôp-lofa:: {C} zevenblad (L. Aegopodium podagraria).
biyšôpstat:: {C} bisdom.
Biyšôp Teengochyve-plep:: {W} .
biÿt:: {gst} »biÿae.
biy-wencate:: {U} bijen houden; »biyencate.
Biyx:: {J}.
bjafniy:: {C} opzicht; lef ef serten ~: in zeker opzicht; lef cradef ~s: in alle opzichten; lef ef ... ~: in ... opzicht; lef ef fonologise ~ mittof nert melde quâf: in fonologisch opzicht is dit niet juist.
bjafniytiy:: {III} (afk= bj/iy) in dit opzicht.
bjalt:: {I} goedertieren.
Bjaneg-covent:: {N} (voormalig RK klooster in Tsjech; sinds 1978 een kunstmuseum); .
Bjarater:: {F}.
Bjazzerly-môjôl:: {N} (houtzaagmolen aan de Lajecô bij Prusotpônt (gemeente Jajes); thans een museum over bosbouw en houtverwerking); .
Bjazzerly-nûrcus:: {N} (voetveer op de Lajecô); .
bjeéffite:: {K} »ibjeéffite.
bjefflâp:: {C} biefstuk.
bjeg:: {C} krib (ledikant).
Bjela:: {N} (likeursoort uit Bôrâ); .
bjelt:: {C} band, reep, strook.
bjeltafiy:: {C} verbintenis, contract (schriftelijk).
bjeltos:: {A} verbintenis, engagement; (fig) band.
bjerr::
bjerr-kliqu:: {C} bierglas; glas bier.
Bjerr-seert:: {N} (herberg in Amahagge); .
Bjertens:: {F/J}.
bjesâ:: {C} [blauwe] bosbes (struik; vrucht) (L. Vaccinium myrtillus).
bj/iy:: {afk} »bjafniytiy.
bjôln:: {C} boon; ef larde ef ~s rifo ef ÿksanera: met lange tanden eten; [zitten te] kieskauwen; »pjén.
bjôln-smurf:: {S} weekloon; wekelijks uitbetaald krijgen; do pónze ~: hij krijgt wekelijks uitbetaald.
bjôlnzorâ:: {C} bonenstaak.
bjôrter:: {C} overspannen man (die niet meer weet wat hij doet).
bju•:: (= bjû•) {PXimpr} (drukt negatieve gevoelswaarde uit); »bjûrâf; »bjurônte; »qu•.
bjû•:: {PX} »bju•.
Bjûng-korda:: {N} (RK kerk; gemeente Mÿnô); .
bjûrâf:: {C} "botgriep" (virusinfectie met hevige pijn in de botten, overgebracht door een moerasmug).
bjurônte:: {C} vijandige sfeer; slechte verstandhouding; het gevoel hebben niet geaccepteerd te worden in een gezelschap.
b.k.:: {afk} (= »ber »kimore).
BKR:: {afk} »bajôk-knurfel-revertâs.
BL:: {afk} »Banc-Liga TC.
bla•:: {PXimpr.ww > ww} (nieuwe ww'n: gereduceerde vorm v blaf•); »bla-; »blaffe.
Blaaf:: {F}.
Blachÿ:: {F/M}.
blacret:: {vdw} »blacroe.
blacroare:: {K} kruipen over/langs; ef chat ~ ef zillepip: de kat kruipt over het dak.
blacroe:: {U; vdw= blacret} kruipen; ef leldast, blacret rys ef râffe: de gevangene die onder het hek door gekropen is.
blacroer:: {C} (alg) reptiel; (naam v diverse planten; ihb hent-blacroer = vijfvingerkruid).
Blacroer-seert:: {N} (reptielenhuis in dierentuin v Amahagge); .
blacroe-trôchâ:: {C} rupsband.
blacroos:: {C} gekruip, het kruipen.
Blacroos:: {G} (dorp; gemeente Letrenott).
blacrosvimer:: {C} amfibie (dier).
blâcs:: {I} kreupel, mank.
blâcse:: {U} mank lopen, hinken.
blâcser:: {C} kreupele, manke (persoon).
bladide:: {K} ~ [beri/den]: wensen, willen hebben; gress ~ beri ojelste cafer: ik wens koffie te bestellen/wil graag koffie bestellen; do nert ~ beri trempe dena mimpit: hij wenst dit boek niet te lezen; Elsa ~ eft papiygoe: Elsa wil [graag] een papegaai [hebben]; gress ~ [eft] cafer: ik wil graag koffie; heeft u koffie? (bestelling in restaurant; bladide is niet beleefd als bestelling in een restaurant ed; »zecofe); ef ~ hajiy, den ...: (iets) liever niet doen; gress ~ hajiy den quardere dena póntel: ik ga liever niet naar dat café.
bladider:: {I} wenselijk.
bladidere:: {E} wenselijk zijn.
bladidos:: {A} wens; lo ef ~ chaquinde: naar believen; kost ubâfta quista ~z: mijn beste wensen.
bladiramâ:: {C} verlanglijst.
Blaðonee:: {N} (kasteelruïne; gemeente Gralkrich); .
blaffatjen:: {C} commandant.
blaffe:: {K} (alg) eisen; opeisen; (ihb) bevelen, commanderen; ef vildul ~ pert armâtatt (rs!): de boom beneemt veel licht (met de gedachte aan de duisternis onder de boom); ~ mip rst: iemand aanslaan (voor de belasting; ); ef tâx-ofiss ~ 2000 mip gress: het belastingkantoor slaat mij voor 2000 aan; âfry ~ tukst (vz-uitdr) (afk= â.b.t.): naar gelang van; naar eis van.
blaffelira:: {I} onmisbaar.
blaffer:: {C} eiser.
blaffe-tÿrt:: {K} terugeisen.
blaffiy:: {I} veeleisend.
blaffoser:: {C} belastinginspecteur; .
Blafûs:: {F}.
Blaja-pârc:: {N}
blak:: {I} (arch/poe) wit.
blak•:: {PX.c > c} wit.
blakcÿrpep:: |blakkÿrpep| {S} witte peper.
Blake revisited: aspect and tense:: {N} (tijdschriftartikel); .
blakk:: {C} spatie.
blakker::
Blakker:: {F}.
blakkeren:: {C} wit; witte kleur; wit sneeuwlandschap; witte kleding; eup farte fes ~s: ze gaat in het wit gekleed.
blakker-ojel:: {C} kerkuil (L. Tyto alba).
Blakker-Ruša:: {Gef} Wit-Rusland; »Ruša (enz).
Blakker Seert:: {N} ef ~: het Witte Huis.
blakker-trunn-zôler:: {C} (vlinder) (L. Fabriciana adippe).
blakker-ÿry:: {C/S} witte kool.
blakk-trâjen:: {mv} »blakk-trajiy.
blakk-trajiy:: {C; mv= ..-trâjen} spatiebalk (op toetsenbord).
blakstÿk:: {C} wijting (vis) (L. Merlangius merlangus).
blakweinô:: |blakkenô| {S} witte wijn.
blakweinoh:: |blakkenoh/..enô| {C} witte wijn; eft ~: een glas witte wijn.
blakylsa-xejafiy:: |X| {S} witte honingklaver (L. Melilotus albus).
Blânck:: {F}.
Blândiy:: {M}.
blânko:: {I} blank; blanco, onbeschreven (papier).
blarâs:: {S} kaas.
blarâs-pâsta:: {S} smeerkaas.
blarâs-râšer:: {C} kaasschaaf (weinig gebruikelijk in Spok, omdat er nauwelijks kaas bestaat die zich in dunne plakjes laat snijden, en ook omdat dunne plakjes ongebruikelijk zijn).
Blarâs ur Tjokâs:: {W} (stadswijk in Hirdo); .
Blârc:: {F}.
blâs:: {S} slijm.
blâsa:: {I} slijmerig.
blâsblac:: {C} naaktslak; doffiy ~: zwarte naaktslak (L. Arion ater); hupster ~: grote naaktslak (L. Limax maximus).
Blasiy:: {J} Blasius.
blâs-missis:: {C; mv= ~a} slijmige spijkerzwam (L. Gomphidius glutinosus).
blâs-missisa:: {mv} »blâs-missis.
blât::
blâtiy:: {C} [keur]teken, merk, aanduiding; paaftor geografise ~ (afk= PGB): beschermde geografische aanduiding (BGA) (officieel keurmerk).
blâtorm:: {C} aanduiding (opschrift).
Blaûc:: {N} (personificatie v Ergets geweten); .
blaveše:: {K} ~ ón: wensen (het beste, gelukkig nieuwjaar enz); gress ~ eft olla zirrot ón tu!: ik wens je een prettige vakantie!.
blavešos:: {A} wens, toewensing (gelukkig nieuwjaar enz).
blef•:: {PX} achter•, na•; »blef-.
blefa:: {III} (plaats) van achteren; achter; ~ sers hupster ypriys lelde: achter groeien zes grote iepen (achter het huis); ef veldurs meldelira ~: de mensen uit de achterbuurt.
blefae:: {III} (beweging) naar achteren [toe].
blefare:: {U} (lett) achteruitgaan, achteruitrijden, achteruitlopen.
blefaros:: {C} (lett) achteruitgang, het achteruitrijden, -lopen.
blefâtat:: {C} achterlicht.
blef-bent:: {C} achterband (v fiets, auto).
blef-brenkâ:: {C} ef lelperre/wencate flj fes ef ~: iets in zijn achterhoofd hebben/houden.
blefchy::
blefdec:: |..ft..| {C} achterdek, achterplecht.
Blef Ef Kul:: {F}.
Blef ef Liftkar Mârket:: {W} .
Blef ef tex:: {N} (boektitel); .
Blef Ef Vildul:: {F}.
bleffe:: {U} achterblijven; niet bij kunnen houden.
bleffes::
bleffos:: {C} het achterblijven.
blef-gerdros:: {C} achterhoede (vrnl fig).
Blefgrûs:: {G} (dorp; gemeente Jareucâ).
blefiy:: {I} achterste, achteraan.
blefkaf::
blefkest::
bleflippio:: {C; rs= ..lippót} achterpoot.
bleflippót:: {rs} »bleflippio.
Blefmârket:: {G} (dorp; gemeente Opjevu).
blefmét:: {C} achtersteven (v schip).
blefminkÿr:: {VZ} (richting) achterna.
Blefmirra:: {G} (dorp; gemeente Frâk).
blefmiypiy:: {I} (zaken) achterlijk, niet bij de tijd; (personen) debiel.
blefonn:: {VZ} (richting; in tegenstelling tot »blef 2 ook meer abstract) achter; do zerfe ~ ef ûrbest: hij kijkt achter de schutting (maar STAAT ervoor; (vgl) do zerfe blef ef ûrbest: hij kijkt achter de schutting (en bevindt zich er ook achter).
blefovap:: {C} achterzijde, achterkant.
blef-plât:: {C} achterbalkon (tram).
blefponto:: {C} (alg) achtereind.
blefrupke:: {K} ~ rst kura flj: roddelen, lasteren tegen iemand over iets.
blefrupkos:: {A} lastering, lasterpraat, geroddel.
blefšark:: {C} achterland.
blefsÿrte:: {K} achterstellen (minder schatten/begunstigen dan een ander).
blefsÿrtor:: {I} achtergesteld (minder begunstigd); (euf) arm, in armoede levend.
bleftess:: {I} achterover; ef ðée ~: (fig) achteruitstellen, opzijzetten.
bleftessiy:: {A; mv=enk} (fig) verschuiving.
bleftessos:: {C} terzijdestelling.
Bleftex:: {N} (rangeerterrein bij Alerita/Cremanu); .
Bleftex-jakâm:: {G} (vlakte in district Jelafo); .
blef-tiyn:: {C} achterste, kont (grappig bedoeld).
blef-trôchâ:: {C} achterwiel.
blef-tytle:: {C} rugtitel (v boek).
blefÿr:: {I} achterwaarts.
blefÿrs:: {I} naderhand, achteraf.
blefzâlbinase:: |..fs..| {K} nazenden.
blefzâlbinasos:: |..fs..| {C} nazending.
blefzerfe:: |..fs..| {K} nakijken (met de ogen volgen).
Bleinlein:: {F} (Dui).
blel:: {C} [gas]bel, luchtbel, blaas; (dl= West-Berref) blaas (orgaan); »blerr.
blenk-glyl:: {I} spiegelglad.
Blent:: {G} (dorp; gemeente Feuni).
blep:: {S} slib.
blépôf:: {C} spier.
Blerdenert:: {F}.
blermiys:: {C} klein schaartje; pincet.
blerr:: {C} blaas (orgaan in lichaam).
blerr-krutt:: {C/S} blaasjeskruid (L. Utricularia); belt ~: klein blaasjeskruid (L. U- minor); kiygt ~: "laat blaasjeskruid" (alleen in Spok) (L. U- tarda); presÿr ~: gewoon blaasjeskruid (L. U- vulgaris).
blések:: {gst} »bléskre.
blésk•:: {wst} »bléskre.
bléskre:: {K; gst= blések; wst= blésk•} overtuigd zijn van.
bleteffat:: {C} (alg) achtergrond; (verkoop) afzet; (= »blef + »teffat).
bleteffatiy:: {I} op/in de achtergrond; (= »blef + »teffat + »•iy).
Bleujâ:: {G} (stad op Teujan).
blifâtô:: {C} rok (voor vrouwen).
bliyf:: {C} aars, anus; (variant v »blef).
bliyf-piyl:: {C} zetpil.
Bliymân:: {F}.
Bliymplôf:: {F}.
bliynt:: {I} blind.
bliynter:: {C} blinde (persoon).
Bliynter-instituša én Deffer-ôc:: {N} (afk= BiDôc) "Instituut voor Blinden en Doven" (bij Tegto); .
Bliynter-instituša Grajjoch:: {N} (blindeninstituut in Amahagge); .
bliyntiy:: {C} blindheid.
Bliyrstry:: {F}.
Bliyt:: {F}.
Bliytd::
Blize:: {G} (riviertje van Tsjok-meer naar Ef Larmin); .
Blizerû::
Blizerû-arâbe:: {N} (begraafplaats; gemeente Acherque); .
Blizerû-clamiða:: {G} (kustmoeras met getij op Noordoost-Tigof); .
Blizerû-klesjumper:: {C} moerassprinkhaan (L. Mecostethus grossus).
Blizerû-stâ:: {S} gewone waterbies (L. Eleocharis palustris).
blô:: {C} blok hout.
bloare:: {K} toetakelen, optutten, overdreven uitdossen.
bloaros:: {C} toetakeling, optutting, overdreven uitdossing.
Blocriy:: {F/J}.
bloe:: {K} (op charmante wijze) dragen van [sierlijke] kleding; ~ ón rst: showen aan/voor iemand (v kleding).
Bloes:: {F}.
blof:: {C} paard (ntr); lef ~ ur boert: helemaal (grote afstand); met zijn hele hebben en houden; do arfine lef ~ ur boert rempe ef Ameriy: hij komt helemaal uit Amerika; ef farte lef ~ ur boert: stad en land aflopen; ef ufirare eft koffon ~: boemelen, doorzakken in de kroeg; ef ufirare ef tûndare ~: op apegapen liggen; ef zâlbinase-furt sener koffon ~s omelech-hyber: iedereen altijd lang laten wachten; een verschrikkelijke laatkomer zijn; »néng.
Blof:: {F}.
blôf:: {I} scheefgezakt, verzakt.
»penen.
blôfare:: {U} ineenzakken, verzakken.
blôfaros:: {C} ineenzakking, verzakking.
blof-bjôln:: {C} tuinboon.
blofblofa:: {C} (afk= BB of [PP|]) (Spok rekeneenheid in paardenhandel sinds 1969: 1 blofblofa = 1BB = 1 = 50 herco; een blofblofa wordt ook wel blofa genoemd); »blofa.
blof-ðâftyiy:: {C; rs= ..-ðâftyte} [witte] paardenkastanje (L. Aesculus hippocastanum).
blof-ðâftyte:: {rs} »blof-ðâftyiy.
blôfe:: {U} (lett) zakken.
blôfe-flecs:: {S} avondrood (lett).
blofer:: {C}
blôfe-tofkof:: {C} avondschemering.
Blof-fôresta:: {G} (bos; gemeente Hirdo); .
Blofjakâm:: {W} (buurtschap); .
Blof-Kents I:: {G} (Erg commune; gemeente Opjevu); .
Blof-Kents II:: {G} (Erg commune; gemeente Kjoepiy); .
blof-kiyk:: {C} ruiterpad.
Blof-kiyk-na-Vâlahagge:: {W} .
Blof-korda:: {N} (RK kerk; gemeente Men); .
blof-mir:: {C} paardenhaar (één haar); ~s (mv!): paardenharen (haardos).
Blof-museem:: {N} "Paardenmuseum" (museum bij Dugÿr-Xeermiynstiy; gemeente Grlabô); ; (DOM 131).
blofnolac:: {C} koets, paard-en-wagen.
Blof-nurp:: {G} (dorp; gemeente Pitu).
Blofnurp Seert:: {N} (verzorgingstehuis in Cleft); .
blofôgjélen:: {C} (afk= Bô) paardenkracht (PK).
blôfor:: {I} asociaal, aan de zelfkant van de maatschappij.
blôfos:: {C} zakking; het zakken; (spr) zonsondergang.
blof-pâpšérr:: {C} driedistel (L. Carlina vulgaris).
blofquÿer:: {C} paardenstalling.
blof-stovy:: {C} paardenmarkt.
blof-studer:: {C} (vulg) klootzak, hufter.
blof-tiffug:: {C} (bep mossel, tussen zwanen- en vijvermossel in: L. Anodonto atlantica).
blofukér:: {C} paard dat de ploeg trekt.
Blof ur Hurt:: {N} (golfterrein; gemeente Ÿrtazo); .
blof-verstôlé:: {I} zeer hongerig en dorstig.
Blofyrgtâ-museem:: {N} "Maarschalkmuseum" (museum in Flixomo; gemeente Trejasu); ; (DOM 103).
Blofyrgtâ Zaker Heenôše ur ef Kussik-dârg:: {N} (titel verhaal); .
blofyrgtina:: {C; mv= ~s} vrw maarschalk; »blofyrgtâ.
blof-zylos:: {C} paardenrennen.
blohelbos:: {C} tenue, uniform.
Bloi:: {G} (district op eiland Berref).
bloirâ:: {I} precies, juist; ~ siy: juist ja; precies; ~ noi: juist niet; nu net niet.
Bloi-ÿc:: {C} wintereik (L. Quercus petraea).
blôkere:: |..ÿje| {K} blokkeren.
blôkeros:: {C} blokkering; blokkade.
blôlot:: {C} blokkendoos (speelgoed).
blompafiy:: {C} pamflet.
blompe:: {K; vdw= blômpe} mededelen, melden, vermelden; tussef ~lira (vz-uitdr): onder vermelding van.
blômpe:: {vdw} »blompe.
blompos:: {C} mededeling, melding, vermelding.
bloos:: {C} kleding, toilet; [mode]show.
blôriy:: {I; [mv=enk]} slaperig, doezelig, suffig.
Blort:: {G} (hoofdstad v Berref, in Bloi); (DOM 66-67/197).
Blort Heeriys Cômbinašo:: {N} (afk= B.H.C.) (voetbalclub in Blort); .
Blort-kabi:: {N} (uitgeverij in Blort); .
blot::
blot-lardos:: {C} deeggerecht (Italiaanse pasta ed).
bloto:: {C} (voorgerecht met vlees of vis, gegarneerd met wat groente, en een sausje).
blotoburgiy:: {C} "gehaktburger"; (samentrekking v »blotojanta + »•burgiy).
blotofónt:: {C} gemengde salade.
blotojanta:: {S} gehakt (vlees).
blotojanta-tjyto:: {C} (korte vorm v »blotojanta-tjyto-pimento[s]).
blotojanta-tjyto-pimento:: {C} (met gehakt gevulde paprika; op »Nâmpa-tof wordt dit gerecht gegeten met rode, gele en groene paprika's – de nationale kleuren); ; (DOM 134-135).
blotopliyf:: {C} cocktail (gemengd drankje).
blototixa:: {C} mixer, mengmachine.
blototixe:: {K} [door elkaar] mengen.
blototixos:: {C} mengsel.
blototye:: {K} vermengen.
blototyos::
blot-pâsta:: {S} pasta (deegwaren).
Blôts:: {G} (rivier van Lafter-gebergte naar Sinto-Jost-meer); .
Blotter:: {F}.
Blotter-Avyro-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Oneusÿrt); .
blotteren:: {C} blauw; blauwe kleur; wolkenloze hemel; blauwe kleding; eup farte fes ~s: ze gaat in het blauw gekleed.
Blotter-fonis:: {G}
blotter-helk:: {C} pimpelmees (L. Parus caeruleus).
Blotterhurt:: {F}.
Blotter-hurt-plâkomÿ:: {N} (autosnelwegtunnel; gemeente Ef Plâkomer); .
Blotter Jerrðe:: {N} "Blauwe Narcis" (jaarlijkse culturele prijs, uitgereikt door de minister v Wetenschap en Kunst); .
Blotter Kindista:: {N} "Blauwe Koningin" (zeldzame postzegel uit 1893 met een afbeelding v koningin Lindokiy Zabert); ; (DOM 53).
Blotterknurf:: {G} (dorp; gemeente Blotter-fonis).
blotter-kors:: {C} blauwkous.
blotter-kroff:: {C} aar-ereprijs (plant) (L. Veronica spicata).
Blotter strâlos:: {N} (titel novelle); .
Blotteruza-agru:: {G} (bergtop in Kulano-gebergte; 1352 m hoog); .
Blotter Vildul:: {N} "Blauwe Boom" (uitspanning bij Milbo); .
BL TC:: {afk} »Banc-Liga TC.
Blûc:: {N} (keten v goedkope textielzaken); .
blufk:: {C} (alg) weide, weiland; (ihb) baan (tennis, kegel ed); ef boerts kaf ef ~: de koeien in de wei.
blufk-bamico:: |blufba..| {C} kluwenklokje (L. Campanula glomerata).
blufk-champenôn:: |blufcha..| {C} weidechampignon (L. Agaricus campester).
blufk-farter:: |blufarter| {C} grutto (vogel) (L. Limosa limosa).
blufk-geranym:: |blufge..| {C} beemdooievaarsbek (L. Geranium pratense).
Blufklirrotiy:: |bluflirrotiy| {G} (dorp; gemeente Qualâ).
blufk-ponto-óf:: |blufpo..| {S} pitrus (plant) (L. Juncus effusus).
blufk-quft-trunn:: |blufquftrunn| {C} grote vossenstaart (plant) (L. Alopecurus pratensis).
Blufkriffer:: {F}.
blulgû:: (= »blul + »gy); (spr) Tek nert invóbelije ~: Tek wordt hier niet uitgenodigd.
blulhelkara:: {III} (arch) tezamen; met/bij elkaar.
blultâ:: (= »blul + »ta); (spr) Tek nert invóbelije ~: Tek wordt daar niet uitgenodigd.
Blumarr:: {G} (stad in Ziyp); (DOM 67).
blûmt::
Blûmt:: {F}.
blûmtiffos:: {A} medeweten, voorkennis; dotoje kost ~ (afk= d.k.b.): buiten mijn medeweten; dotoje rster ~: buiten medeweten van iemand; fes rster ~: met medeweten van iemand.
blûmtiy:: {I} vooraf[gaande]; vorenstaand; voor•; ef ~n tyrôsta: de voorbesprekingen.
blusôn:: {S} bloesem.
Blusôn-impressy:: {N} (naam ve muziekstuk voor piano en cello); .
Blusôn-Zviylfos:: {N} "Bloesemgeur" (Bergparel-B&B in Crobela); .
Bluta:: {M}.
blyst:: {C} (poe/dl= Centraal-Berref) volle maan.
BNYL:: {afk} »Bôrâ--New-York-Lÿnts.
bo:: {C} (arch) grond, bodem (meestal terug te vinden als het sx •o in geografische namen zoals Hirdo = »hirt + »•o); ; (DOM 22).
bô:: {AW; enk-concr/semc} (ver weg) die, dat [daarginds]; ~ kult oto: die auto van ons.
Bô:: {afk} »blofôgjélen.
boa:: {C; rs= bóte} boa (slang) (L. Boa).
Bobeeje:: {F}.
bobynn:: {C} spoel, winding, klos.
Bochôc:: {F/J}.
Bochôc-wik-seert:: {N} (groot badhuis in Amahagge); .
bócôte:: {K} boycotten.
bócôter:: {C} boycot.
Bôðiy:: {J}.
Boðiyl:: {F}.
bôdre:: {C} (dl= Liftka) schoof, schelf.
body-builder:: |Eng.| {C} (spr) bodybuilder.
boea:: {I} gereed om aan te vallen/toe te slaan (roofdier, soldaat).
Boeena:: |bowéna| {M}.
Boef:: {F}.
bo'efy:: {I} van/uit lagere stand.
boert:: {C} koe (vrw); (sprkw) joggen, fara ef ~s sena crazare!: smeed het ijzer als het heet is.
Boert:: {F}.
Boertater:: {F}.
boert-ferrÿ:: {C} koeienstal, koestal.
boert-ingoch:: {C} echte sleutelbloem (L. Primula veris).
boert-plûfer:: {C} hokjespeul (plant) (L. Astragalus glycyphyllos).
boert-sûms:: {C} runderhorzel (L. Hypoderma bovis).
Boesch:: |bós| {F}.
Boesh:: |bós|
Boesh-helmy:: |bós-| {G} (grot; gemeente Lankos); .
Boesh-tobergÿ:: |bós-| {G} (gebergte op Lomky; district Neze); .
boest:: |bowest| {gst} »bo'estre.
bo'este:: {U} »bo'estre.
bo'estos:: {C} »bo'estros.
bo'estre:: {U; gst= boest} (lett) rollen.
bo'estros:: {C} het rollen, gerol.
Boet-vârjatjen:: {N} "Nevelwurger" (geest waarin de bewoners v Leba geloofden/geloven); (DOM 137); »Ef Boet-vârjatjen; »bót 1.
bof:: {C} broek, pantalon; do skéše velk fes ef ~: hij poept nog in zijn broek; ef lelperre eft holfe ~ ur eft holfe kas: het niet breed hebben.
bof-jéns:: {C} broekspijp.
bof-munk:: {C} bretel.
bof-ÿtiner:: {C} (bep vlindersoorten) blotter ~: blauw weeskind (L. Catocala fraxini); kolai ~: huismoeder (L. Noctua pronuba); mindefit ~: rood weeskind (L. Catocala nupta); roffiy ~: grote beer (L. Arctia caja).
Bôga:: {afk} »Bôrâ-gabanos.
bôgrâ:: {C} (vest waarvan de kraag als een sjaal om de hals geknoopt kan worden; typisch kledingstuk voor vrouwen in het Krappa-gebergte); ; (DOM 143).
Bohemians Kanea:: {N} (voetbalclub in Kanea); .
Bohemienn:: {F}.
Bojesen:: {F}.
bôk:: {C} bok (gymnastiektoestel).
BôK:: {afk} »Bôrâ Kelte.
bokaliy:: {C} bokaal.
bôks:: {C} »bôx.
bôkslot:: {C} »bôxlot.
Bôl:: {F}.
Bolâftinâ:: {W} (buurtschap); .
Bolaniy-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Tustia); .
boler:: {C} boiler, heetwatertoestel.
bôlf:: {Iid} groot||klein; eft graviy ~ merater: een grote man; óps tevi dreumânaves ~ oras kika lef crâf yargeloh kâ: daarvoor wilden ze graag de grootste moeite doen; eft plariy ~ mosjeus: een kleine vrouw; ef melde eft ~ kika ðÿm crâf: het is een kleine moeite; do zâre fes eft terat ~ ki sért lo eft môlarres: hij woont in een heel klein huis (een huis als een hok).
Boliva:: {Cef} Boliviaanse vrouw.
boliviy:: {IIef; mv=enk} Boliviaans.
Boliviy:: {G} Bolivia.
Bolivo:: {Cef} Boliviaan.
Bôlkf-agru:: |bôlf-| {G} (hoogste punt v eiland Teujan; 402 m hoog); .
boll:: {S} bowl (drank).
Bolma-temp:: {G} (heuvelrug bij Knolbol-belt); .
Bôltâs-museem:: {N} (Stadsmuseum in Tunbas); .
Boma:: {F}.
bômba:: {C} bom.
bômba-plano:: {C} bommenwerper.
bômba-plâts:: {C} bomaanslag.
bômbe:: {K} bombarderen.
bômbos:: {C} bombardement.
Bômec:: {afk} »Bônt furt medise creft.
bômk:: {C} duw, stoot.
bômke:: {K} duwen, stoten.
bômkos:: {C} geduw, gestoot.
BôMoK:: {afk} »Bôrâ Mollefin Kelte.
bômpo:: {C} donderslag.
Bomps:: {Gmv} (riviertje van Tora-gebergte naar de Ÿp); .
Bomps-fôresta:: {G} (bos; gemeente Crânt); .
bôms:: {!} boem!.
Bomy:: {G} (dorp; gemeente Tsjech).
bonarô:: {C} been (lichaamsdeel); poot (v dier met TWEE poten); ~ bône!: toi-toi-toi! (succes/sterkte wensen bij theateroptreden); »lippio.
Bonarô-fonis:: {G} (kleine inham bij de Cheetucjâ-delta); .
bône:: {U} breken; vernietigd worden (zonder agens); vallen (v regering of kabinet); ef ÿrtâness bôna: het kabinet is gevallen.
bône-armt:: {K} opbreken (v rijweg).
bône-poiros:: {A} hondenleven.
bône-wónzol:: {C} hondenweer.
Bonheur:: {F}.
bônos:: {C} vernietiging.
bônos-armt:: {C} opbreking (v rijweg).
Bônt Feri-fabrokaliyto ur Astyl-ôc:: {N} (afk= BFA) "Bond IJzer- en Staalindustrie" (vakbond; in Bôrâ); .
Bônt furt medise creft:: {N} (afk= Bômec) "Bond voor medisch personeel" (vakbond; in Zutterseert); .
Bônt furt Šarkonteggs:: {N} "Bond voor Landheren" (belangenbehartiger; in Halaresto); .
Bônt rifo Gekkers furt ef Spokânda-kolestiy:: {N} (afk= BGS) "Bond van Leraren voor het onderwijs in het Spokaans" (vakbond; in Amahagge); .
Bôntukeer:: {N} "Agrarische Bond" (belangenbehartiger; in Gÿrô); .
bôntuli:: {C} bondgenoot.
bôntulire:: {U} bondgenootschap sluiten.
bôntuliros:: {A} bondgenootschap.
bonus:: {C} bonus.
bôr•:: {PX} oer• (allereerste; waaruit de rest is ontstaan); (bijv) bôrvobaros: oervorm.
Bôrâ:: {G} (hoofdstad v Tjemp); (DOM 69).
Bôrâ-Atlânta:: {N} (station).
bôrâdâ:: {vdw} »bôrade.
bôrade:: {K; vdw= bôrâdâ} (alg) uitspuiten, uitspuwen (gas, vloeistof); (v hond) uitlaten.
bôrados:: {C} uitspuwing, het uitspuiten.
Bora-Fercen:: {G} (stad in Bloi); (DOM 197).
Bôrâ Fradâs-Fabrokiy TC:: {N} (afk= BFF) "Bôrâ Locomotieffabriek" (in Bôrâ); .
Bôrâ-gabanos:: {N} (afk= Bôga) (gemeentelijk vervoerbedrijf v Bôrâ); .
Bôrâ Kelte:: {N} (afk= BôK) "Bôrâ Boer" (voormalige bank te Bôrâ); .
Bôrâ-MG:: {N} (station).
Bôrâ Mollefin Kelte:: {N} (afk= BôMoK) "Bôrâ Mollefin Boer" (bank te Bôrâ); .
Bôrâ-New-York-Lÿnts:: »Bôrâ--New-York-Lÿnts.
Bôrâ--New-York-Lÿnts:: {N} (afk= BNYL) (voormalige rederij in Bôrâ); .
Bôrâ-Nutter:: {N} (station).
Bôrâ-Port:: {N} (station).
Bôrâ-port TC:: {N} (havenbedrijf in Bôrâ); .
Bôrâ Siddôsta TC:: {N} (bierbrouwerij te Bôrâ); .
bôrât::
Bôrâ-tÿden:: {N} (regionaal avonddagblad op Berref); .
bôrc:: {C/S} strandmelde (L. Atriplex littoralis).
borde:: {U} instappen (in voertuig).
borde-lofa:: {C} instapkaart (vliegtuig).
bordos:: {C} instap, het instappen.
bore::
bore-fesdu:: {K} doorbóren.
Bores:: {J} Boris.
bôrfter:: {C} waterspin (L. Argyroneta aquatica).
Bôrke:: {F}.
bôrle:: {U; gst= bôrr} borrelen, bruisen.
bôrle-wik:: {C; mv= ~a} bubbelbad.
bôrlos:: {C} geborrel, gebruis.
boros:: {C} boor[machine].
boros-fesdu:: {C} doorboring.
Bôrošy:: {G} (voormalig dorp; gemeente Mennô).
bôrr:: {gst} »bôrle.
bôrs:: {C} reet, kont; ef bloe sener ~ ón flj: (vulg) schijt/lak aan iets hebben.
Börsemayer:: {F}.
bôrs-pjôle:: {K} lullen, ouwehoeren.
bôrs-pjôler:: {C} ouwehoer.
bôrt:: {S} board (plaatmateriaal v hout ed).
bôrte:: {K} (arch/poe) naderen; »chabôrte.
bôrté:: {C} rand; richel (duidelijke afgrenzing v iets of scherp); ef ~ rifo ef flâ melde rôftiy: de rand van de vlag is gescheurd.
bôrté-ÿrg:: {I} boordevol, tot de rand gevuld.
bôrtiyn:: {C} boardplaat.
bôrvobaros:: {C} oervorm.
bôs:: |bôs/bos| {AW; mv-concr/semc/stoff} (ver weg) die, dat [daarginds]; ~ vilduls: die bomen [daarginds]; lelmos pleko melde grûva oiba dus ~ tiyn: dit zand is minder grof dan dat [daar]; ~ kost mimpits: die boeken van mij.
bósa:: {C} bergketen.
bosân:: {C} stormram; »•ân.
bosâne:: {K} te lijf gaan.
bosâniy:: {I} invloedrijk.
Bôs-Botâr:: {G} (dorp; gemeente Xâ ja ef Prusots).
Bosch:: {F} (Ned).
Bosniy-Herzegoinn:: {G} Bosnië Herzegowina.
Boston-plâkomÿ:: {N} (tunnel; gemeente Agramo); .
bóta-chént:: {C} nevelzwam (L. Lepista nebularis).
botanise:: {I} botanisch.
bóte:: {rs} »boa.
Boter:: {F}.
bôtiy:: {Cef; mv=enk} (nominalisatie v bô/bôs) ef ~: die/dat daarginds; lelmo mimpit ur ef ~: dit boek hier en dat daarginds; lelmos kolai mimpits ur ef mindefit ~: deze gele boeken hier en die rode daarginds.
bôtmo:: {C} bodem (grondvlak v voorwerp); eft weinô-~ melde velk fes ef kliqu: er zit nog een bodempje wijn in het glas; ef pjaqurre lÿ ef ~: (fig) van de grond komen; tukst ef zutter ~: uitputtend.
Botriy:: {F/J}.
bots:: {I} stug.
botsiy::
bôtsvana:: {IIef} Botswaans.
Bôtsvana::
Bôtsvany:: {Cef} Botswaan.
bott:: {mv} »cÿrbott.
bové:: {C} verderf, ondergang, val, teloorgang; ef ~ rifo Titanic-ka/Romiy Empiyr: de ondergang van de Titanic/het Romeinse Rijk.
boven:: {SC} verdorvenheid, zedenbederf.
bovéte:: {I} verderfelijk; noodlottig; tot verdorvenheid leidend; eft ~ rônter: een vicieuze cirkel.
bowling:: |bolin| {S} bowling.
bowlingmerre:: |bolinmerre| {U} bowlen.
Bowwow:: |bôo| {N} (merk v hondenkluiven en -koekjes); .
bôx:: |ks| (bôks) {C} doosje, pakje; sigarett-~: pakje sigaretten; (vgl) sigarettlot: sigarettenpakje; flecsÿrot-~: doosje lucifers; (vgl) flecsÿrotlot: lucifersdoosje.
bôxatjen:: |ks| {C} bokser (persoon).
bôxe:: |ks| {U} stompen, stomp geven; boksen (maar niet als sport).
bôxlot:: |ks| (bôkslot) {C} slof sigaretten; (sigarett-bôxlot is een tautologie).
bôxmerr:: |ks| {C} bokser.
bôxmerre:: |ks| {U} boksen (sport, wedstrijd).
bôxos:: |ks| {C} bokswedstrijd.
bózâg:: {C} kabouter.
Bozaniy:: {F}.
Bozeman:: {F} (Ned).
Bozjafiy:: {F}.
b/pr:: {afk} (= beri »prôpnere).
b.p.r.:: {afk} (= ber ef »probare rifo).
brae:: {K} lusten, lekker vinden.
Brâeenc-môliy:: {G} (»môliy in district Jelafo); .
Brâeenco:: {G} (dorp; gemeente Tejho-Klea).
Brâeenczâr TC:: {N} (uitgeverij in Frezzet); .
Brafencho:: {F}.
brâfoh:: |brâfô| (brahfô) {C} "bultbok" (bruin tot zwart gekleurd Spok schaap, zeer algemeen op de môliys: L. Ovis nigra).
Brâfoh::
brâg:: {C} (vulg) klootzak.
Bragason:: {F} (IJsl).
brahfô:: |brâfô| {C} »brâfoh.
Brahfô-berg:: |brâfô-| {N} (onbewoond museumkasteel; gemeente Dreumân); .
Brahfoh:: |brâfô| {F}.
BRAJA:: {N} (zuivelfabriek in Ÿrtazo); .
brakest:: {C} ontbijt; »mittus.
brakest-larde:: {E} ontbijten.
Brâlgoñg:: {F}.
brâmpe:: {U} rommelen (geluid; ongeordend bezig zijn).
Brandt:: {F}.
brans:: {Cmv} jongens en meisjes (ca 13-20 jaar oud).
Brânša:: {F}.
brân't:: {VR} (spr) waarom niet?, hoezo niet?; (= »brâ + »nert).
braos:: {C} [eet]lust, trek.
brâst:: {C} kwast, grote penseel.
brâst-trunn:: {C} stekelkamgras (L. Cynosurus echinatus).
brât:: {I} (arch) laat (niet vroeg).
brats:: {mv} »brâ 1.
Bratzáñgy:: {N} (bewoond kasteel; gemeente Garos); .
Brâvens-afstoen:: {N} (tempelruïne aan de kust bij Michta); .
braviy:: {I} braaf.
Bravo Lÿnts:: {N} (luchtvaartmaatschappij); .
Bravone:: {G} (stad in Munt).
Brazila:: {Cef} Braziliaanse vrouw.
brazilise:: {C} Braziliaans (taalvariant v Portugees).
braziliy:: {IIef; mv=enk} Braziliaans.
Braziliy:: {G} Brazilië.
Brazilo:: {Cef} Braziliaan.
brech:: {C} kloof (in de huid).
brechtiyn:: {C} litteken.
Breefâla:: {F}.
Bref:: {G} (stad in Plefô).
Brefcôch:: |..kôk| {N} (mnl personificatie vd Slechte Dingen); .
Brefcôch-trôner:: |..kôk-| {C} (pop) staker.
Brefkôch-plep:: |..kôk-| {W} .
bremes:: {C} brasem (vis) (L. Abramis brama).
Bremiy:: {F}.
Bremiy-Cârwÿnnka:: {N} (auto/treinveer); .
Bremiy-karee TC:: {N} (scheepswerf in Amahagge); .
Bremk:: {G} (brongebied vd Klinnÿr en Ygge, even ten noorden v Afarcal); .
Bremtônjiy:: {N} (beton- en cementindustrie in Amahagge, Bôrâ, Tsjech en Zar-Husta); .
brenjer:: {A; mv=enk} achteloosheid; nonchalance.
brenjiy:: {I; [mv=enk]} achteloos; nonchalant.
brenkâ:: {C} hersenen, brein.
brenkâbâl:: {C} grote sponszwam (L. Sparassis crispa).
brenkâ-bômk:: {C} hersenschudding.
brenkâ-celf:: {C} schedel, hersenpan.
brenkâ-wâzer:: {C} psychiatrische patiënt, geestelijk gehandicapte.
brenkâ-wâzer-sért:: {C} psychiatrische inrichting; .
brens:: {C} tong (vis) (L. Solea solea).
bresk:: {C} storm.
bret:: {C} beschot, houten afscheiding.
bretân:: {IIef} Bretons (bv).
Bretân:: {G} Bretagne.
Bretâna:: {Cef} Bretonse vrouw.
bretânise:: {C} Bretons (taal).
Bretâny:: {Cef} Breton.
brette:: {K} (poe) drinken.
brevett:: {C} octrooi, patent.
Brian:: {J} (Eng).
Bribâbof-korda:: {N} (beroemd Erg kerkje in Hirdo, met museum); ; (DOM 31).
Bribâbof-mirra:: {W} ; (DOM 211).
Bribâbof-museem:: {N} (museumpje achter in de »Bribâbof-korda); .
Bribâmip:: {N} (oudste compleet bewaard gebleven Ergemip (ca. 1320), bewaard in de Bribâbof-kerk te Hirdo); .
bribe:: {K} prevelen.
Bribe:: |Eng.| {N} (discotheek in Hirdo); .
bribos:: {C} preveling.
Bricholâ-dunjes:: {G} (duingebied op Berref langs de Larmin-kust); .
Bricholâ-fonis:: {G} (kleine inham; gemeente Aâstiy); .
Bricks:: {F} (Eng).
bridge:: |Eng.| {C} bridge (kaartspel).
bridgemerr:: |Eng.-| {C} bridge-speler.
bridgemerre:: |Eng.-| {U} bridgen.
bri'ériy:: {I; [mv=enk]} voorbarig.
briljentiy:: {C} briljant (edelsteen).
brine:: {K} aftrekken, afstropen (vel ed).
brinos:: {C} het aftrekken, het afstropen; afgestroopt vel (v paling ed).
briqu:: {C} buste, boezem.
Brins:: {F} (Eng).
briqu-munk:: {C} bustehouder.
Brita:: {Cef} Britse vrouw.
britann:: {IIef} Brits.
Britann:: {G} Brittannië; »Hupster-Britann.
Brity:: {Cef} Brit.
briyk:: {C} baksteen.
Briynki:: {F}.
Briystâf-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Moze-Lâpranâ); .
Brôc:: {F}.
Brôc & Cory:: {N} (fabriek voor machineonderdelen, in Mollefin); .
Broeca:: {F}.
Broekmans:: {F} (Ned).
bro'ekô:: {I} bros, broos.
Broekses-Opper:: {N} (tankstation langs de M47; gemeente Balison); .
Broekses-Wefot:: {N} (tankstation langs de M47; gemeente Balison); .
brôep:: {III} zeker, beslist; ~ noi ne'âma: wel zeker (emfase v "zeker"); ~ nert: beslist niet; ~ armtzerfelira: behoorlijk (tussen tamelijk en erg in); pana melde ~ armtzerfelira mikar: dat is behoorlijk duur.
brôepaðiyk:: {I} allerlaatst; »aðiyk.
brôepbent:: {I} allereerst; »bent 2.
brôepwet:: {I} alweer; ~ noi: alweer niet.
bróft:: {C} (dl= Peg) rij, reeks; alfabet.
Brokjiys:: {F}.
broma:: {I} van broom gemaakt.
bromo:: {S} broom.
bromoiy:: {I} met broom, broomhoudend; tem slape-tiyns melde ~n: deze slaapmiddelen bevatten broom.
brômqu:: {C} lint.
broms:: {S} dravik (grassoort) (L. Bromus); hups ~: ruwe dravik (L. B- ramosus); wâvet ~: zachte dravik (L. B- mollis).
Broms-wuma:: {G} (bos; gemeenten Fonistâ en Amahagge); .
brône:: {U} brommen, zoemen.
bronn:: {I} in het middelpunt van de belangstelling staand; centrale positie innemend.
bronne:: {U} in het middelpunt van de belangstelling staan; [zeer] populair zijn (artiest ed).
brônos:: {C} gebrom, gezoem; brom.
brôpe:: {K} volproppen.
brópiffe:: {K} zeker weten; zeker zijn van; (= »brôep + »tiffe).
brôpiy:: {I} volgepropt.
brôpos:: {C} het volproppen.
Brôpÿrša:: {N} (sportcomplex; gemeente Kreozy); .
Brôpÿrša-wuma:: {G} (bos; gemeenten Kreozy en Hildi); .
brôt:: {C} wrak (zn).
brôta:: {I} wrakkig.
browser:: |Eng.| {C} browser (software om bijv websites te bekijken).
BrP:: {afk} »Benc riëf Pegreüƒ.
brue:: {K; vdw= brûs} zetten (v koffie, thee).
brûe:: {C/S; rs= ~t} stamppot, stoofschotel (Spok nationaal gerecht in 1 pan met groente, fruit, vlees of vis); ef rinne eft fût ~ pai ef: er een goede boterham mee verdienen.
brûet:: {rs} »brûe.
Brûfala:: {N} (naam ve vrouwengevangenis in Mollefin); .
brug:: {C} rijbroek.
Brug:: {F}.
Brugg:: {J}.
Brujeer:: {F}.
brulapiy:: {I; [mv=enk]} fors, struis.
Brûnk:: {F}.
Brunn:: {F}.
Brûno:: {J} Bruno.
brunÿ:: {IIef} Bruneis.
Brunÿ:: {G} Brunei.
Brunÿa:: {Cef; rs= ~ta} Bruneise vrouw.
Brunÿy:: {Cef; rs= ~ta} Bruneier.
bruos::
brûpare:: {E} afslaan (v motor).
brûpe:: {U} pruttelen.
Brus:: {N}
brûs:: {vdw} »brue.
Brûsall:: {G} Brussel.
Brus-fonis:: {G} (inham in zuidkust v Ziyp bij Lônges (Zverosta-kust)); .
Brûst:: {F}.
brûste:: {K} vegen, borstelen.
brûste-kaf:: {K} opvegen.
brûste-tijâ:: {K} afvegen; wegvegen; (fig) [iets] van tafel vegen.
brûstos:: {C} veeg (vegende beweging).
brût:: {I} geronnen, gestold.
brûtare:: {K} stelpen (v bloed).
brûte:: {U} stollen (vet, bloed).
brûtos:: {C} stolsel; stolling.
Brûts:: {G} (dorp; gemeente Monce).
brutt:: {I} onvoorzichtig, bruusk.
bruttô:: {I} bruto.
Brych:: {G} (zijriviertje vd Firani); .
brÿdâ:: {C} laken (op bed); ef pónze lem ~s: in de lappenmand zijn, ziek zijn.
Bryget:: {M}.
Brÿgh:: |brÿg| {F}.
bryhe:: {C/S} (dl= Teujan/Noord-Brÿr); »brûe.
brym:: {C/S} rijshout.
Brym:: {G} (dorp; gemeente Korif).
Bryma-nûrcus:: {N} (gemeentelijke pont in Korif); .
Bryma Tek:: {N} (scheepswerf in Korif); .
Brym-wik:: {N} (openluchtzwembad en zwembad; gemeente Korif); .
Brÿr:: {G} (een vd 7 hoofdeilanden).
Brÿr-akademiy:: {N} (Algemene Hogeschool, in Girdesef); .
Brÿr-flyddere:: {C} knopherik (plant) (L. Raphanus raphanistrum).
Brÿro:: {G} (militair oefengebied); .
Brÿro-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Kjoepiy); .
brys:: {C} zwezerik.
Brysa:: {F/M}.
Brÿstâ:: {F}.
BŠ:: {afk} »benc-šecc.
bu:: {C} gril; kuur, rare streek; ef luktâparatâ jikate vufâfâ ~s: de wasmachine gaat steeds meer kuren vertonen.
bû:: {C} boei (op het water).
bûc:: {S} (soort graniet, vrnl aan zuidkust v Lomky).
buch:: {I} onbedaarlijk.
buchâ:: {I} (alg) uniek, enig, onnavolgbaar; (v feit) voldongen; flj melde ef ~ tiyn mip ef frenvu: iets is enig in zijn soort; (als bep bij add) enig; ef ~ posibla qurstoxuriy: de enig mogelijke strategie.
budân:: {C} garnizoen; onderafdeling van de I.I.; ef vende helkara ef ~: met de noorderzon vertrekken; »•ân.
Budapest::
bûe:: {K; gst= bût} afbakenen (fig.
buffas:: {C} boef.
bufliy:: {C} buffel.
buft:: {C} slordigheid (handeling, dat wat slordig is).
bugare:: {K} (fig) neigen tot.
buge::
bugos:: {A} (fig) neiging, aanvechting.
Bühler:: {F} (Dui).
buiy:: {I} grillig, vol kuren, vol rare streken.
bûkja:: {I} log, plomp.
bukynâ:: {C} bazuin.
bulf:: {C; mv= bûlfe} raaf (L. Corvus corax).
bûlfe:: {mv} »bulf.
Bûlfer:: {F}.
bulf-ké:: {C} loper, moedersleutel (die in vele sloten past).
Bulgara:: {Cef} Bulgaarse vrouw.
bulgariy:: {IIef; mv=enk} Bulgaars (bv).
Bulgariy:: {G} Bulgarije.
Bulgaro:: {Cef} Bulgaar.
Bulgaro-jogurt:: {S} Bulgaarse yoghurt.
bulgaros:: {C} Bulgaars (taal).
Bulger:: {F}.
buljonn:: {S} bouillon.
bulka:: {C} dwergbolk (vis) (L. Trisopterus minutus).
bûlka-ferre:: {C/S} Venushaar (varen) (L. Adiantum capillus-veneris).
bulvarr:: {C} boulevard (zelden in Spok); »pola.
Bumbiynde-pônt:: {C} (antieke gietijzeren brug in Hirdo); ; (DOM 209).
bunâ:: {C} toneel, podium (vrnl concreet).
bunâpaafâ:: {C} coulisse.
bunârmâtat:: {C} voetlicht.
bunâzerfi:: {C} toneelkijker.
bûnkâ:: {C} [ge]donder, geraas (onweer, ruzie).
bunmert:: {C} toneelstuk.
bûnt:: {C} gors (vogel) (L. Emberiza); doffiy ~: rietgors (L. E- schoeniclus); grist ~: grauwe gors (L. E- calandra); kolai ~: geelgors (L. E- citrinella); miterus ~: Cirlgors (L. E- cirlus).
bûos:: {A} afbakening (fig).
burâg:: {C} brandstof.
burâgâs:: {C} benzinepomp, tankstation (verkooppunt voor [auto-]brandstof).
burâgâs-ðÿny:: {C} brandstofprijs (benzine, diesel ed).
burâg-ðÿny:: {C} brandstofprijs (alg, maar niet voor auto's).
burâg-echuh:: {C} benzinepomp (pomp om [auto-]brandstof in tank te pompen).
Burâlfiy:: {F}.
buratt:: {I} brandbaar.
Burçak:: {J} (Turks).
bure::
bure-blef:: {E} nabranden (blijven branden nadat vuur geblust is).
Bure-fôresta:: {G} (bos; gemeente Blort); .
bure-granô:: {C} brandstapel.
bureini:: {S} barnsteen (stof); (barnsteen wordt wel gevonden langs de Larmin-kust bij Aâstiy).
bureiniy:: {I} barnstenen, van barnsteen gemaakt.
bureiniyn:: {C} [stuk] barnsteen; barnstenen voorwerp.
bure-kipt:: {C} brandtoren.
bure-kjupt:: {I} gloeiend heet.
Burelira Zee:: {N} "Brandende Zee" (naam ve film); .
bure-mip:: {K} uitbranden (v wond).
bure-raddyf:: {Crs} brander (voor vlammen).
bures:: {S} (spr) [brand]hout.
burestek:: {C} stookplaats; schouw; vuurhaard; stookinstallatie.
bure-svegt:: {S} brandewijn.
bure-sÿrt:: {C} (fig) brandhaard.
bure-tômp:: {C} crematorium; .
bure-vârner:: {C} brandmelder.
bure-velp:: {U} uitbranden (v huis).
Bure-wuma:: {G} (bos; gemeente Crelco); .
bure-zeft:: {C} alarmschel, brandschel, -bel.
burg:: {C} (poe/dl= West-Liftka/Oost-Berref) stad, plaats.
burge:: {U} in een stad wonen.
Burgert:: {J} Burghard.
•burgiy:: {SX > c} •burger (broodje met beleg; nav hâmburgiy (hamburger) kunnen nieuwe varianten gevormd worden); (bijv) »blotoburgiy; »ralburgiy.
burgos:: {C} het wonen in een stad.
Burkinafaso:: {G} Burkina Faso.
burmittors:: {C} brandladder, brandtrap.
buro:: {C} bureau, kantoor.
buroâpip:: {C} "bureauagent" (in Spok: politieman die vrnl administratief werk verricht en in rechtszaal als parketwacht optreedt).
Buro furt ef Stovyjeren:: {N} "Bureau voor het Marktwezen" (vroegere naam voor het »Mârketeren-buro; in Gret); .
Buro furt Zykrÿntôm ur Ðûann:: {N} (gemeenschappelijk kantoor voor kust/grenspolitie en douane in grotere havens en op de internationale vliegvelden); .
burokrašo:: {C} bureaucratie.
burokratise:: {I} bureaucratisch.
buros:: {C} brand; ef rakle kaf ~: in brand steken (vooral als criminele daad).
Buros:: {F}.
Burton:: {F/J}.
Burunda:: {Cef} Burundische vrouw.
burundiy:: {IIef; mv=enk} Burundisch.
Burundiy:: {G} Burundi.
Burundo:: {Cef} Burundië.
busiy:: {C} mouw (v kledingstuk).
buss:: {I} (pop) hartstikke, verdomd; heel erg goed, te gek; ~ melde!: dat is te gek!; eup melde ~ flifados: ze is hartstikke aardig; paine-tûe eft ~ sportiy tiyn: ga lekker iets sportiefs doen.
bûst:: {C} beuk[eboom] (L. Fagus sylvatica).
Bûst:: {F}.
busta:: {C} buste, borstbeeld.
Bûstsÿrt:: {G} (dorp; gemeente Hajequû).
Bûstuma-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Hajequû); .
Bûst ur Ÿc:: {N} (uitgeverij in Lift); .
bût:: {C} heilbot (L. Hippoglossus hippoglossus).
Buta:: {F/J/M}.
Butana:: {Cef} Bhutaanse vrouw.
butaniy:: {IIef; mv=enk} Bhutaans.
Butaniy:: {G} Bhutan.
Butano:: {Cef} Bhutaan (bewoner).
butele:: {E} buitelen, dartelen.
butelos:: {C} buiteling; gebuitel, gedartel.
butšer:: {C} slager (die NIET zelf slacht); »vlemót.
butšera:: {C} slagerij (waarin NIET geslacht wordt); »vlemótâs.
butt:: {C} (lett/fig) doelwit, mikpunt.
Butterfield:: {F} (Eng).
butycc:: {C} boetiek, exclusief winkeltje.
butyccos:: {S} (pop) shoppen (gezellig winkelen).
buvjerr:: {C} bouvier (hond).
Bux:: {F}.
bûx:: |ks| {C} [wind]buks.
Bûx:: {J}.
bÿa:: {I} luchtig, frisjes, niet benauwd.
bye:: {U; gst= byt; vdw= byjet} (lett) neerstrijken (vogel); (pop) landen (vliegtuig).
bÿe:: {U} zwaaien (als begroeting).
byjet:: {vdw} »bye.
bylâ:: {C} luiaard, luilak.
Bylârda:: {M}.
BŸLL:: {afk} »Ef Bôrâ-siyclo furt ÿzebbers rifo lângâr ur literaturiy.
bÿlys:: {C} opschepperij (minder negatief dan bÿlyzos).
bÿlyze:: {U} pochen, opscheppen; (= »bÿr + »lyze).
bÿlyzer:: {C} pocher, opschepper.
bÿlyzos:: {C} pocherij, opschepperij, grootspraak.
bÿm::
bynt:: {C} bast, schors.
Bÿnÿriy-xijera:: {G} (westkust v Tjemp, ten noorden v Bôrâ); .
byos:: {C} (lett) het neerstrijken (vogel); (pop) landing (vliegtuig).
Bÿquriy:: {J}.
bÿr:: {I} gebiedend, streng, strikt.
bÿrðest:: {C} oksel.
Byrdla:: {G} (dorp; gemeente Mollefin).
Byrec-korda:: {G} (dorp; gemeente Festruna).
bÿroliy:: {I; [mv=enk]} versuft.
Byst:: {J}.
byt::
byte:: {K} (alg) slaan; (bij [wed]strijd) verslaan; (bliksem) inslaan; (room, hart) kloppen; (voedsel, drank) zich te goed doen aan, smullen van, gulzig eten/drinken; (drank) naar binnen slaan; ef ~ ef pesk lo pâksz: de boel kort en klein slaan; eup byto ef chatte (rs!): ze heeft de kat doodgeslagen.
byte-kaf:: {K} opkloppen (slagroom ed); (fig) opjutten, opstoken.
bytelira:: {I} frappant.
bytos:: {C} (alg) slag; (bliksem) inslag; ([wed]strijd) het verslaan; (geluid) klop; het kloppen; eft ~ melde!: er wordt [op de deur] geklopt!.
Bytset:: {N} (vrw personificatie vh Water); .
Bytset TC:: {N} (rederij, hoofdkantoor in Husta); .
Bytset-berkiy:: {C} zachte berk (L. Betula pubescens).
Bytset-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Mozent); .
bytseter:: {C} (mnl lid vd Erg kloosterorde »Bytseter-wâlka).
Bytseter-wâlka:: {C} (Erg kloosterorde); .
Bytset-hall:: {N} (markthal in Alas (TF)); .
byvâk:: {C} bivak.
byvâke:: {U} bivakkeren.
bza•:: (= bze•) {PXimpr.c > ww} doen; (bijv) éa/bzaée: houvast/vangen; vure/bzeure: (afwezig persoon over wie gesproken wordt)/verzuimen.
bzadâmene:: {U} (Erg) bidden; gezamenlijk overpeinzen.
bzaée:: {K; gst= bzaét; vdw= bzaéjer} vangen; gress ~ do ðÿm vraboos: ik zie hem opeens; »éa.
bzaéjer:: {vdw} »bzaée.
bzaéos:: {C} vangst.
bzaét:: {gst} »bzaée.
bzagoe:: {K} uiteenzetten, uitleggen, interpreteren; ~ ón: uitleggen aan; »coe.
bzagoos:: {C} uiteenzetting, uitleg, interpretatie.
bzaûtre:: {U; gst= bzaûtt} ontstaan; »ûtra.
bzaûtt:: {gst} »bzaûtre.
bze•:: {PX} »bza•.
Bzeempa::
bzenne:: {K} kankeren op.
bzeure:: {K} betreffen; verzuimen; do nert ~: het betreft hem niet; »vure.
bzeurelira:: {VZ} (betrekking) aangaande, betreffende; ~ tu, tu perke beri paine ef: het is aan jou om dat te doen.
bzeuros:: {A} verzuim.
bzovy::
Bzÿc:: {J}.
Bzÿc Sinto-Anderlec-mirra:: {W} .
© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands
DICTIO